19337 |
gekheid maken |
flatsen:
vlatsen (L265p Meijel),
flauwekul maken:
flauwəkul maakə (L265p Meijel),
jux (du.):
joeks (L265p Meijel)
|
gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21466 |
gekkenhuis |
gekkenhuis:
gekkeheus (L265p Meijel),
gekkənhusj (L265p Meijel)
|
een instelling voor het verplegen van krankzinnigen [zothuis, gek[ken]huis, fermerie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22173 |
gekleurde top van de slagpen |
bovenste stukje:
bovənstə støkskə (L265p Meijel)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): gekleurde top (7) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23537 |
geknield zitten |
op de knien zitten:
op de kneije zitte (L265p Meijel),
op də kneͅjə zetə (L265p Meijel)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30175 |
geknipt werk |
snijwerk:
snęjwɛrǝk (L265p Meijel)
|
Wijze van voegen waarbij de voegen eerst met fijne witte specie worden volgezet en vervolgens langs de kanten met een voegijzer of mesje schuin worden afgesneden. Geknipt werk vervaardigen noemde men in L 163 'knippen' ('knepǝ') of 'snijden' ('snejǝ'), in K 353 'bovenop voegen' ('bōvǝnup ˲vugǝ'). [N 32, 34d; N 32, 35a; N 32, 35c; monogr.]
II-9
|
20690 |
gekookte hersens |
harren:
Syst. WBD
herre (L265p Meijel)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30589 |
gekookte lijnolie |
gekookte lijnolie:
gǝkoktǝ lęjnoli (L265p Meijel)
|
Lijnolie die enige uren tot ongeveer 2500 C. werd verhit, onder toevoeging van geringe hoeveelheden lood- en mangaanverbindingen. [N 67, 13b]
II-9
|
24151 |
gekraagde roodstaart |
gekraagde roodstaart:
gəkrāgdə ruəi̯tstart (L265p Meijel),
roodstaartje:
rohstèrtje (L265p Meijel)
|
gekraagde roodstaart || gekraagde roodstaart (14 rood trilstaartje; man heeft zwart gezicht en iets rossige buik; zomervogel; algemeen; broedt in boomgaten; roep [uuiet-tak-tak]; zachte, heldere zang begint met [jie-dru-dru] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krŏlhōr (L265p Meijel)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
gelt (L265p Meijel),
gɛlt (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
geld [RND] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] || geld opdoen (opmaken) [RND]
III-3-1
|