e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goede vleeskoe vleeskoe: vlɛsku (Meijel) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11
goede vrijdag goede vrijdag: goeijvrijdag (Meijel), gujə vreͅjdex (Meijel) De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)] III-3-3
goede week goede week: goeijwaek (Meijel), gūj wēͅk (Meijel) De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)] III-3-3
goede- opbrengst geven (goed) schieten: šītǝ (Meijel), (is goed) verschaard/verschoren: vǝršø̜rǝ (Meijel), vǝršǫrǝ (Meijel) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4
goedzak goede mens: goejə mens (Meijel), goede, een -: goeie (Meijel), goedzak: goedzak (Meijel) een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] III-1-4
golf golf: golf (Meijel, ... ), golləf (Meijel), golfje: gulfkə (Meijel) golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)] III-4-4
golven ww. golven: golləvə (Meijel), golven (Meijel), golvə (Meijel) golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
gom bloed: Nijmeegs (WBD)  bloet (Meijel), gom: oude spellingsysteem steenvruchten  gom (Meijel), hars: eigen spellingsysteem  hars (Meijel, ... ) De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)] III-4-3
gombal snoepje: snuupke  snŭŭpkə (Meijel) siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)] III-2-3
gooien gooien: goje (Meijel), gojje (Meijel, ... ), smijten: smitje (Meijel, ... ) gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)] III-1-2