34120 |
goede vleeskoe |
vleeskoe:
vlɛsku (L265p Meijel)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
goeijvrijdag (L265p Meijel),
gujə vreͅjdex (L265p Meijel)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
goeijwaek (L265p Meijel),
gūj wēͅk (L265p Meijel)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(goed) schieten:
šītǝ (L265p Meijel),
(is goed) verschaard/verschoren:
vǝršø̜rǝ (L265p Meijel),
vǝršǫrǝ (L265p Meijel)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
18954 |
goedzak |
goede mens:
goejə mens (L265p Meijel),
goede, een -:
goeie (L265p Meijel),
goedzak:
goedzak (L265p Meijel)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
golləf (L265p Meijel),
golfje:
gulfkə (L265p Meijel)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24959 |
golven ww. |
golven:
golləvə (L265p Meijel),
golven (L265p Meijel),
golvə (L265p Meijel)
|
golven (ww), rijzen en dalen van water [gurzelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24538 |
gom |
bloed:
Nijmeegs (WBD)
bloet (L265p Meijel),
gom:
oude spellingsysteem steenvruchten
gom (L265p Meijel),
hars:
eigen spellingsysteem
hars (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
De kleverige, doorschijnende vloeistof die uit spleten of insnijdingen in sommige bomen vloeit en in de lucht hard word; deze stof is i.t.t. hars niet oplosbaar in alcohol of ether gom, plek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20552 |
gombal |
snoepje:
snuupke
snŭŭpkə (L265p Meijel)
|
siepke; Hoe noemt U: Een balletje van gesuikerde arabisch gom (siepke) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17903 |
gooien |
gooien:
goje (L265p Meijel),
gojje (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
smijten:
smitje (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
gooien [goesje] [N 38 (1971)] || gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)]
III-1-2
|