e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gort doppen: doppe (Meijel) gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)] III-2-3
gortpap gortepap: van gort  gortəpap (Meijel), gruttenpap: grutte pap (Meijel) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] III-2-3
goudbrons goudbrons: goudbrons (Meijel) Goudkleurig verfpoeder. [N 67, 10a; monogr.] II-9
gouden twintig frank gouden napoleon: ⁄nen gouwe napoleon (Meijel) Betekenis en uitspraak van: napoleon? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)] III-3-1
goudenregen (laburnum anagyroides med.) goudenregen: eigen spellinsysteem \'blad en zaad (giftig)\'  gouwe règge (Meijel) Gouden regen (cytisus laburnum). Goudgele bloemen in rijke, hangende trossen. De blaadjes zijn 3-tallig. Op de vlag (dit is het grootste kroonblad) zit een bruin honingmerk. De bloem heeft geen honing, maar wel een vlezige ring met voedsel voor insekten. [N 92 (1982)] III-2-1
goudhaantje goudhaantje: goͅu̯thāntjə (Meijel) goudhaantje (9 zeer klein vogeltje; geel streepje op de kop; meestal in sparren; roep en zang heel hoog piepend [N 09 (1961)] III-4-1
goudoplegger goudoplegger: gǫwt˱ǫplɛgǝr (Meijel) Platte, zeer dunharige kwast. De goudoplegger wordt meestal vervaardigd van eekhoornhaar waarvan één rijtje tussen twee blaadjes dun karton wordt geplakt. De kwast dient voor het opnemen en opbrengen van stukjes bladmetaal. [N 67, 41b] II-9
goudroller goudroller: gǫwtrǫlǝr (Meijel) Werktuigje voor het verwerken van goudrollen. Het bestaat uit twee plaatjes, waartussen de goudrol op een pen wordt gezet. Verder bevindt zich tussen de twee plaatjes nog een houten rolletje, waarop het papierstrookje bij het uitrollen wordt gewonden. Voor het vergulden van gebeeldhouwde lijstjes wordt dit door een borstelrolletje vervangen; de haren van dit rolletje drukken dan het bladgoud in de diepten van het lijstje (Zwiers I, pag. 466). [N 67, 55c] II-9
goudsbloem goudsbloem: eigen spellinsysteem \'niet hezelfde als in vraag 170\'  goudsblōēm (Meijel) Goudsbloem (calendula officinalis). Grote oranjekleurige bloemen. Bijna alle vruchten zijn sikkelvormig gekromd. Gekweekt, ook in blekere kleuren en vaak verwilderd. Bloeitijd van mei tot november (gauwbloem, goudbloem, dodbloem). [N 92 (1982)] III-2-1
goudsnijmes goudmes: gǫwtmɛs (Meijel) Mes dat dient voor het uitnemen van goudblaadjes uit het boekje met bladgoud en het in de gewenste vorm verdelen ervan op het verguldkussen. [N 67, 55a] II-9