e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
guste koe gust rind: gøst rentj (Meijel) Jong rund dat maar niet voor de eerste keer drachtig te krijgen is. [N 3A, 24] I-11
guur, kil en schraal weer guur (weer): gūūr (Meijel), katterkoud: kattərkaaw (Meijel), schraal (weer): sjraol wəer (Meijel), schraal koud weer: sjraol kóuw wəer (Meijel), schraap: sjraap (Meijel, ... ), schuiverachtig (weer): sjuuverechtig (Meijel), zuur (weer): zoe:r (Meijel), zoer (Meijel, ... ) guur, kil || huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4
haag heg: hęx (Meijel) Omheining van levend hout ter afpaling van een erf of een stuk land. Men kent verschillende soorten hagen onder andere beukenhaag, elzenhaag, ligusterhaag, meidoornhaag, taxushaag en vlierhaag. [N 14, 62; RND 20; Wi 9; S 13, add.; Vld.; A 25, 4a; L 1a-m; L B2, 279; JG 1b, add.; L 32, 45; monogr.] I-8
haagappel bes: -  bèsse (Meijel), wormpje: wurmkes (Meijel) kleine rode besjes aan de meidoorn [snottebelle] [N 38 (1971)] || meidoorn, vrucht (Crataegus) [DC 69 (1994)] III-4-3
haagbeuk beukenheg: -  beu:kehéch (Meijel), eigen spellingsysteem  beukeheg (Meijel, ... ), Nijmeegs (WBD)  bēūkəhéch (Meijel), būūkəhéch (Meijel), oude spellingsysteem  beukehèg (Meijel) haagbeuk (Carpinus betulus) [DC 69 (1994)] || Haagbeuk: eigenlijk een boom die gebruikt wordt om hagen te vormen; blad lijkt meer op een iepeblad dan op een beukeblad; heeft hangende katjes (elzenteer, beuketeer, esselteer, teer). [N 82 (1981)] III-4-3
haak haak: hǭk (Meijel), (mv)  hø̜̄k (Meijel) De haak of haken (bijvoorbeeld op bottines) waar de veter omheen geslagen wordt. [N 60, 31b] || Hark met gebogen tanden, gebruikt bij het slechten van de bodem. [II, 25] II-10, II-4
haak [wld ii.10, p.28] haak: hø͂ͅk (Meijel) De haken (b.v. op bottines waar de veter omheen geslagen kan worden? [N 60 (1973)] III-1-3
haak waarmee men de varkensnagels verwijdert haak: hǭk (Meijel) Meestal wordt hiervoor de haak gebruikt die aan de bovenkant van de krabber zit. Men gebruikt er ook wel een stuk gereedschap voor dat hiervoor bruikbaar en voorhanden is zoals de S-vormige spekhaak, trektang, mes met scherpe punt, of men rukt de nagels met de hand af. Bij de opgaven ''haak van de schel'', ''haak van de krabber'' e.d. is van de schel, van de krabber niet fonetisch gedocumenteerd. Voor de opgaven voor ''schel'', ''krabber'' e.d. zie men het lemma ''krabber''. [N 29, 36; monogr.] II-1
haakschop haakschop: hǭkšøp (Meijel) Schop om te haken. Voor L 265 is de omschrijving van de haakschop als volgt: een schop die bestaat uit een korte steel met brede plank, 40 cm lang en 30 cm breed. Het blad vormt één stuk met de steel en is van hout, bij de steel 3 cm dik, voor 1.5 cm. [II, 24c] II-4
haaksplit haaksplit: hǭksplet (Meijel) Een split in haakse vorm. [N 59, 90a] II-7