28958 |
halssuçon |
halssuçon:
halssyzǭn (L265p Meijel)
|
Volgens de informant van L 271 wordt deze suçon toegepast bij een voorovergaand figuur. [N 59, 94e]
II-7
|
33927 |
halster |
capuchon:
kapǝsūn (L265p Meijel),
stalhalfter:
stalhɛlǝftǝr (L265p Meijel)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21434 |
halve gulden |
halve gulden:
haleve gulde (L265p Meijel)
|
halve gulden, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
de maan staat half:
de maon stè half (L265p Meijel),
eerste kwartier:
ŭŭrstə kətīēr (L265p Meijel),
èrste kwartīer (L265p Meijel),
wassende maan:
wassəndə maon (L265p Meijel)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
afnemende maan:
afneeməndə maon (L265p Meijel),
laatste kwartier:
lèste kwartīer (L265p Meijel),
lééstə kwartier (L265p Meijel),
ləestə kətīēr (L265p Meijel)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
29826 |
halve steen |
halve steen:
hālǝvǝ stiǝn (L265p Meijel)
|
Een in de breedterichting doormidden geslagen metselsteen of een baksteen van dit formaat die machinaal is vervaardigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛdrieklezoorɛ.' [N 31, 19a; monogr.]
II-8
|
21607 |
halve stuiver |
lap:
lap (L265p Meijel)
|
halve stuiver, een 2 1/2 centstuk [lap, sjoe, groot, flapsent, bokkestuiver, grote cent, plak, bots, vierduitstuk?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23759 |
halve zondag |
halve zondag:
halve zondig (L265p Meijel),
halvə zondex (L265p Meijel)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] || Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21606 |
halve-centstuk |
halve cent:
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/omgespeld is het inderdaad een a.
haleve cent (L265p Meijel)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31129 |
halvezool |
halflap:
halflap (L265p Meijel),
halvezool:
halvǝzōl (L265p Meijel)
|
Nieuwe of extra zool onder de voorste helft van een schoen. [N 60, 233b; N 60, 232a]
II-10
|