e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haten een afkeer hebben van: afkér hebbe (Meijel), haten: haate (Meijel), niet kunnen luchten: nie kannə leuchtə (Meijel) een sterk gevoel van afkeer tegen iemand hebben, haatgevoelens voor iemand hebben [haten, dregen] [N 85 (1981)] III-3-1
haver haver: hāvǝr (Meijel) Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
haverkist, hakselkist hakselkist: hɛksǝlkēst (Meijel), haverton: hāvǝrtōn (Meijel) De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.] I-6
haverkorfje haverpot: hāvǝrpot (Meijel), kop: kop (Meijel) Korfje uit stro en twijgen gevlochten waarmee men haver voor het paard in afmeet. De inhoud is ongeveer 3 kg. Men bindt het ook wel aan de muil van het paard om te beletten dat het ergens aan vreet, bijvoorbeeld bij het maaien. [N 18, 112] I-11
havermout havermout: Syst. WBD  haavermout (Meijel), havermout (Meijel) Havermout [N 16 (1962)] III-2-3
havermoutpap havermoutepap: Syst. WBD  haavermoutepap (Meijel), havermoutepap (Meijel), havermoutpap: havermout pap (Meijel) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)] III-2-3
haverstro haver en stro: hāvǝrɛnstruǝ (Meijel) Veen met veel wortelstokresten. [II, 16j] II-4
haverzak kopzak: kǫp˲zak (Meijel) Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.] I-10
hazelworm hazelworm: hāzəlwø͂ͅrəm (Meijel) hazelworm: Hoe noemt u de hazelworm, een pootloze hagedis die op de heide leeft en wel wat op een kleine slang lijkt? [N100 (1997)] III-4-2
hazenleger hazenkot: hāzəkūt (Meijel), WBD  hoazəkōēt (Meijel), hazenleger: cassettebandje  hazelèger (Meijel, ... ), kot: koët (Meijel), kūt (Meijel), oude spelling  kōēt (Meijel), WBD  kōēt (Meijel), legerkot: leger-koet (Meijel) Hoe noemt u de vaste ligplaats van een haas (leger, lechter, pot) [N 83 (1981)] || leger, ligplaats ve haas [DC 54 (1979)] || Leger, vaste ligplaats van een haas [N 94 (1983)] III-4-2