e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hengsel beugel: bø̄gǝl (Meijel), hengel: hengel (Meijel), hengsel: hengsel (Meijel) hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] || Het grote handvat over de hele mand heen. Zie ook afb. 284. De wis waarmee een hengsel werd gevlochten werd in Stokkem (L 423) beugel (bø̄ǝgǝl) genoemd. [N 40, 72; monogr.] II-12, III-2-1
hengstebit straf gebit: straf gebit (Meijel) Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50] I-10
hengstveulen hengstveulen: heŋstvø̄lǝ (Meijel) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9
hennepgaren kempgaren: kɛmpgarǝ (Meijel) Het grove hennepgaren waar men pekdraad van draait. [N 60, 196a; N 60, 238b; N 36, 44] II-10
hennepnetel dampnetel: eigen spellinsysteem met stekelige zaadhulzen  dampnetels (Meijel), dovenetel: eigen spellinsysteem  dovenetel (Meijel) Hennepnetel (geleopsis tetrahit 20 tot 80 cm groot. De stengels hebben verdikkingen onder de bladparen en zijn daar stijf behaard; de bladeren zijn eivormig-langwerpig, spits en behaard; de bloemen hebben een knobbeltje achter de beide insnijdingen van [N 92 (1982)] III-4-3
herdershond herdershond: hɛrdǝrshont (Meijel), schaapshond: šǫpshont (Meijel), schepershond: šīpǝrshont (Meijel) Hond van verschillend ras die door de herder wordt gebruikt ter bewaking van de schaapskudde. [N 7, 68; N 78, 21a; L 6, 30; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herdersschopje schepersschupje: šiǝpǝrsšøpkǝ (Meijel), šīǝpǝrsšøpkǝ (Meijel) Schop, stok of staf waarmee de herder zand of steentjes naar de schapen werpt om ze in het gelid te houden. [N 18, 11; N 78, 10a; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
herderstas knapzak: knapsak (Meijel) De tas waarin de herder zijn voedsel heeft. [N 78, 12a] I-12
herderstasje aardsjallen: eigen spellinsysteem herderstasje, 1ste jaar  aertsjalle (Meijel), drek (onkruid): eigen spellinsysteem herderstasje, 2 jaar)  drèk (Meijel), herderstasje: hèrdərstasjə (Meijel) gewoon herderstasje [DC 58 (1983)] || herderstasje [N 92 (1982)] III-4-3
herenfiets herenfiets: herrenfiets (Meijel), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  heͅrəfits (Meijel) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar mannen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1