e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
autoped autoped: autoped (Meijel), /  autópèt (Meijel), step (eng.): /  stèp (moderner) (Meijel) autoped [SND (2006)] || Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] || step [SND (2006)] III-3-2
averechts, achterstevoren averechts: avereghts (Meijel), verkeerd: vərkîert (Meijel) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondgebed avondgebed: aovendgebed (Meijel), ōͅvəntgəbɛt (Meijel) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avond, de -: de naovend (Meijel), avondeten: óvesè.te (Meijel), 18 uur  aovəntéétə (Meijel), avondskost: aoveskoost (Meijel, ... ), óveskoost (Meijel), s-avondseten: avend ééten  saovəsèètə (Meijel) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
avondtriduüm avondtridum: aovendtridium (Meijel) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
avondwake avondmis: ovendmis voor de overledene (Meijel), ōͅvəntmes (Meijel) De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)] III-3-3
azijn azijn: azjin (Meijel), azing  azĭĕng (Meijel), edik: eek (Meijel, ... ), ēēk (Meijel) azijn [DC 35 (1963)] || azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3
baai baai: bāj (Meijel) Dik en grof wollen weefsel, op molton gelijkend flanel, meestal donkerrood, ook wel bruin, geel of blauw van kleur, waarvan onderkleren, vrouwenrokken, hemden voor zeelieden en boeren worden gemaakt (Van Dale, pag. 229). [N 62, 91; Gi 1.IV, 54; MW] II-7
baaien onderrok baaien rok: baaie rok (Meijel), baaje rok (Meijel) onderrok, dikke baaien ~ [N 24 (1964)] III-1-3
baalschort baal: baal (Meijel, ... ), baalscholk: baalsjolk (Meijel), baelsjolk (Meijel) voorschoot van jute of grof linnen of een als schort gebruikte baalzak [slobbert, baolscholk, baalslop, pleggert, plekker] [N 24 (1964)] III-1-3