e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanaarden met de hak aanhogen: anhȳgǝ (Meijel) Aardappelstruiken aanaarden met behulp van een hak; hierbij wordt bij elk struikje afzonderlijk de grond aan de voet opgehoogd. Zie ook de toelichting bij het lemma Aanaarden en het lemma Aanaardhak. Wanneer hetzelfde antwoord is gegeven als op de algemene vraag naar Aanaarden, dan wordt hier voor de fonetische documentatie verwezen naar dat lemma. [N 12, 24a; JG 1a; monogr.] I-5
aanaarden met de ploeg opvaren: ǫp˲vārǝ (Meijel) Aardappels aanaarden met behulp van een ploeg; op deze manier wordt de grond voor een gehele rij aardappelstruikjes tegelijk opgehoogd. Zie ook de toelichting bij het lemma Aanaarden en bij het lemma Aanaardploeg. Wanneer hetzelfde antwoord is gegeven als op de algemene vraag naar Aanaarden, dan is wordt hier voor de fonetische documentatie verwezen naar dat lemma. [N 12, 24b; JG 1a; monogr.] I-5
aanaardhandploeg lopentrekker: lȳpǝtrękǝr (Meijel), trekhaak: trękhǭk (Meijel) De aanhoger die door mankracht wordt voortbewogen, hetzij door één man getrokken; in dat geval werd de steel van de aanhoger doorgaans met een staaf ijzer verzwaard; hetzij door twee: door de ene man getrokken en door een ander geduwd. In dat geval werd een zijkruk aan de steel bevestigd voor de duwer. Het blad is vrijwel gelijk aan dat van de door paardekracht voortbewogen aanaarder: driehoekig en zodanig dat de grond naar twee kanten werd opgestuwd. Zie ook de toelichting van het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 78; N 18, 46; N J, 8b; JG 1a, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 12, 25; N 18, 42] I-5
aanaardploeg opvaarploeg: ǫp˱vārplux (Meijel), vorentrekker: vorǝntrękǝr (Meijel) Een lichte soort ploeg door paardekracht getrokken, die open voren trekt, met een schaar "in de vorm van een varkenssnuit" (zegsman van L 328) of met twee scharen ruggelings tegen elkaar geplaatst, die de grond naar beide zijden wegschuift, tegen de rij aardappelplantjes aan. Met hetzelfde stuk gereedschap kunnen ook de voren worden getrokken waarin gepoot kan worden. Soms geeft de zegsman dat ook uitdrukkelijk aan. Er kan evenwel ook met een normale, d.w.z. éénscharige, ploeg worden gepoot; zie de algemene toelichting bij de paragraaf over het poten. Ook wanneer door de zegsman in het midden is gelaten of de aanaardploeg met paardekracht of door mankracht (zie het lemma Aanaardhandploeg) wordt voortgetrokken, is de opgave hier ondergebracht. In enkele plaatsen in het zuidwesten is wel opgegeven dat er met de ploeg werd aangeaard, zonder dat evenwel het woord voor die ploeg werd opgegeven, dat zijn P 113, 115, 119, 173, 176, 176a, 177, 177a, 180, 187, Q 76 en 79a. [N 12, 25; N J, 8b; JG 1c; monogr.; add uit N 11, 30, 31; N 12, 24] I-5
aanbidding van het allerheiligste aanbidding van het allerheiligste: ɛnbedeŋ van ət alərheͅlexstə (Meijel), persoonlijke bezinning: persoonluk bezinning (Meijel) De aanbidding van het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
aanbinder aanbinder: an˱beŋǝr (Meijel) Houten paal die horizontaal aan de staanders wordt gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de zgn. 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Wanneer bij het bevestigen van de aanligger aan de staander gebruik wordt gemaakt van touwen, wordt onder de aanbinder op de staander een steigerklos aangebracht. Zie ook afb. 17. Zie voor het woordtype 'schachelrute' ook RhWb vii, kol. 831, s.v. 'Schachelrute'. [N 32, 2b; monogr.] II-9
aanbouw van gaas afrastering: afrastering (Meijel), bovenkant van de spoetnik: bōvəkant van də sputnek (Meijel) Hoe heet de aanbouw van gaas, geknoopt gaas of traliewerk? (zie tekening 4) [N 93 (1983)] III-3-2
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood prikken: prekǝ (Meijel) Met behulp van een vork, een plank met spijkers of ijzeren tanden, een houtje, een spijker of simpelweg een vinger worden gaatjes in het deegbrood aangebracht. [N 29, 42; N 29, 30b; monogr.] II-1
aandeel, part deel: deil (Meijel), part: part (Meijel, ... ), portie: porsie (Meijel), rantsoen: randzoen (Meijel) het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)] III-4-4
aandringen aandringen: aandringe (Meijel), èndringə (Meijel), aanhouden: aanhouwen (Meijel) met klem trachten gedaan te krijgen, met drang onder de aandacht brengen [prossen, aandringen] [N 85 (1981)] III-1-4