22690 |
kerstliederen zingen |
kerstliedjes zingen:
koͅrslitjəs zeŋə (L265p Meijel)
|
Kerstliederen zingen [leisen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
23242 |
kerstmis |
kerstmis:
kerstmis (L265p Meijel),
korsmes (L265p Meijel)
|
Kerstmis [Krismes, Kriësmes, Keersemes, Korsmes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23770 |
kerstnacht |
kerstnacht:
korstnāxt (L265p Meijel),
kérsnacht (L265p Meijel)
|
De nacht van 24 op 25 december waarin Christus geboorte herdacht wordt, kerstnacht [krisnach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23775 |
kerststal |
kerststal:
kerststal (L265p Meijel),
korsstal (L265p Meijel)
|
Een kerststal. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
27690 |
ketelhuis |
ketelhuis:
ketǝlhøš (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
Plaats waar de stoomketels van de mijn zich bevinden. Zij produceren stoom voor de aandrijving van generatoren en persluchtcompressoren. [N 95, 17; monogr.]
II-5
|
22457 |
ketelmuziek |
ketelmuziek:
ketəlməzik (L265p Meijel),
keͅtəlmyzik (L265p Meijel)
|
Het lawaai dat gemaakt wordt met potten, pannen, ketels etc. en dat bij wijze van volksjustitie gemaakt wordt voor de deur van personen die zich misdragen hebben in de ogen van hun dorpsgenoten [blekalbade, belmarkt]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22560 |
ketelmuziek maken |
tafelen:
taofele (L265p Meijel),
toͅfələ (L265p Meijel),
tòffele (L265p Meijel)
|
Het gebruik om een serenade met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven [tafelen]. [N 88 (1982)] || Tafelen: gebruik om een serenade te met geïmproviseerde instrumenten te geven aan personen die openbare ergernis geven.
III-3-2
|
26667 |
ketsen, molenkar varen |
molenkar varen:
[molenkar] vārǝ (L265p Meijel)
|
Zakken graan of meel ophalen en thuisbrengen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord ømolenkarŋ het lemma ɛmolenkarɛ.' [N O, 38q; Vds 267; Jan 259; Coe 238; Grof 264]
II-3
|
21225 |
ketser |
trekker:
trekker (L265p Meijel),
voerman:
voerman (L265p Meijel)
|
de persoon die het paard van een trekschuit leidt [ketser] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19545 |
ketsgereedschap |
ketsgetuig:
kets-getuug (L265p Meijel)
|
slagpen, stalen ~ en vuursteen in de tondeldoos te zamen (ketsgetuig) [N 20 (zj)]
III-2-1
|