e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluizenaar kluizenaar: kloezenaar (Meijel), kluizenaar (Meijel) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning hut: hut (Meijel), kluis: kl"sj (Meijel), kloes (Meijel) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Meijel), knāuwe (Meijel) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knap meisje pront deerntje: cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "durske"- verkleinigsvorm van"den II "(zie ald.) = "deerne  prónt dörske (Meijel), schoon deerntje: sjìn dörske (Meijel) pront deerntje; knap, mooi uitziend meisje || schoon deerntje; knap, mooi uitziend meisje III-1-4
knappen knipperen: knippere (Meijel), open knappen: oopə knappə (Meijel) met een knappend geluid open springen [knipperen] [N 91 (1982)] III-4-4
knarsen knarsen: knarse (Meijel), krassen: krassə (Meijel), schragen: sjrage (Meijel) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4
knecht maalknecht: maalknecht (Meijel), mulders-/mullersknecht: mø̜ldǝrsknęxt (Meijel), opperman: opǝrman (Meijel), voerman: vurman (Meijel) Helper van de stro- of rietdekker. Tot zijn werkzaamheden behoort onder meer het aanvoeren van het stro of riet. [N F, 44] || Molenaarsknecht. Zijn werkzaamheden bestaan erin de molenaar bij het malen te helpen, het graan bij de boeren op te halen en het meel terug te brengen. De woordtypen molenknecht (l 321a, l 361, l 362, l 368, l 370, l 415, l 416, l 417), vaarmolder (P 58), voerman (l 265, P 119, P 120, Q 112, Q 160), voermansknecht (Q 20), vaarknecht (l 289, l 330), uitvaarder (Q 240), rij(d)knecht (l 289), paardsknecht (Q 99*) en ketser (Q 88) zijn specifiek van toepassing op de knecht die het graan ophaalt en het meel thuisbrengt. In P 195 en Q 78 werd het bezorgen door de ɛmolderɛ zelf gedaan. De woordtypen bovenpakker (l 289), loopknecht (l 289), afweger (l 289), luijong (l 289) en halve gast (P 51) duiden knechten aan die een speciale taak in de molen vervullen. De term halve gast werd gebruikt voor een leerjongen die een halve betaling ontving. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 40e; N O, 40f; N O, 40g; Vds 269; Jan 287; Coe 236; Grof 263; Grof 268; monogr.] II-3, II-9
knecht, algemeen knecht: knęxt (Meijel) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
knellen nijpen: niĕppə (Meijel), nîepen (Meijel) Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen nijpen: niepe (Meijel, ... ), nieppe (Meijel), nĭĕppə (Meijel) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn || drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3