18216 |
korte laars |
kap:
kap (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
kŏrte ŏnderbŏks (L265p Meijel),
kórte ónderbóks (L265p Meijel),
kôrte onderbôks (L265p Meijel),
onderboks:
ondərboks (L265p Meijel)
|
korte onderbroek || Korte onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)] || onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (L265p Meijel),
jɛkər (L265p Meijel),
korte overjas:
kortə øͅvərjas (L265p Meijel)
|
korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)] || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26108 |
korte spruit |
korte spruit:
kortǝ sprø̜jt (L265p Meijel)
|
De kortste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52c; N O, 51b; A 42A, 107 add.; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
22149 |
korte zijkant van de mand |
korte kant:
kortə kānt (L265p Meijel)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: korte zijkant van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21978 |
korteafstandsvlucht |
vitesse:
vitɛsə (L265p Meijel)
|
korte afstandsvlucht (minder dan 100 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29971 |
korteling |
korteling:
kortǝleŋ (L265p Meijel
[(meervoud: kortǝleŋǝ)]
)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|
21132 |
korter maken |
afsnijden:
afsnéjə (L265p Meijel),
vogelvlucht (zn.):
(vliegmassiene).
vogelvlugd (L265p Meijel)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26793 |
kortijzer |
kortijzer:
kortežǝr (L265p Meijel)
|
Een linieijzer met een korte steel. [I, add.]
II-4
|
28601 |
kortwas |
kortwas:
kortwas (L265p Meijel)
|
De bij het opsnoeien van de raten verkregen was. [N 63, 80b]
II-6
|