e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraamvisite kraam: oop de kraom gao (Meijel) Op kraamvisite gaan [met de krommen arm gaan, met de kromme slip gaan, op de suikerbeschuit gaan]. [N 88 (1982)] III-3-2
kraan van de metalen gierton kraan: krān (Meijel), lip: lep (Meijel) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanboom kraanbalk: krānbalǝk (Meijel) De rechtopstaande balk van de steenkraan. Zie ook afb. 86. [N O, 20b] II-3
kraanvogel kroenekraan: krunəkrān (Meijel) kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1
krabben afscheren: afšē̜rǝ (Meijel), krassen: krasse (Meijel), krasse op de kŏp (Meijel), schrabben: šrabǝ (Meijel), schuren: sjoere (Meijel) krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] II-1, III-1-2
krabber krabber: krɛbǝr (Meijel) Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.] II-1
kralen van de rozenkrans kraaltjes: krøͅlkəs (Meijel), kralen: kraole (Meijel) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
krampig krampig: krampex (Meijel) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel krammesvogel: krammesvoogel (Meijel), kramsvogel: kramsvōgəl (Meijel) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] III-4-1
krans krans: krans (Meijel) De krans is een aaneengesloten stuk leer rond de voet. Hij heeft dus slechts één naad. Het woord krans wordt ook gebezigd om een soort schoen aan te duiden: men heeft de kransbottines en de kransmolières tegenover de derbybottines en de derbymolières (Liedmeier, pag. 15). Er was echter een verschil tussen de krans van een kransbottine en die van een kransmolière. De kransbottine heeft een ononderbroken stuk leer om hiel en tenen, steeds grenzend aan zool en hak; de kransmolière om hiel en wreef, steeds grenzend aan de inschot. Als een kransbottine een losse aangenaaide neus heeft, blijft men nog van een kransbottine spreken. De naad van een krans van de bottine valt in het hol aan de binnenkant van de voet, waar hij het minste opvalt. De krans van een kransmolière heeft geen naad. Zie afb. 19. [N 60, 22] II-10