e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruidje-roer-me-niet kruidje-roer-me-niet: eigen spellinsysteem \'een ègt exotis plaantje\'  kruidje-roer-me-niet (Meijel), WLD \'alg. ben.\'  Kruidje-roer-me-niet (Meijel) Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.) [N 92 (1982)] III-2-1
kruidwis kruidbezem: krutjbissem (Meijel), kruidbosje: nöteblaor, haver, els, wörmzaoitje  kroetbuske (Meijel), kruidwis: krutjwis (Meijel, ... ), krøtjwes (Meijel) De bos kruiden die op 15 augustus gewijd werd, de kruidwis [krüdwis, kroetwusj]. [N 96C (1989)] || kruidwis [N 06 (1960)] III-3-2
kruidwis wijden kruidenzegen: kruidenzegen (Meijel), kruidwis zegenen: krøtjwes zēͅgənə (Meijel) De wijding van de kruiden op 15 augustus [der kroetwusj zeëne]. [N 96C (1989)] III-3-2
kruien kruien: krø̜jǝ (Meijel, ... ), overkruien: ōvǝrkrø̜jǝ (Meijel), van de wind zetten: van dǝ wentj ˲zetǝ (Meijel), varen: vārǝ (Meijel), verkruien: vǝrkrø̜jǝ (Meijel) De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || De turf naar het zetveld of de kant van de weg kruien. [II, 71] || Turf vervoeren met de kruiwagen. [I, 69] II-3, II-4
kruik tuitje: ö gerekt uitgesproken  tötje (Meijel) kruik, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: krøjkęteŋ (Meijel) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruiklompen peelklompen: piǝlklompǝ (Meijel) Klompen met pinnen in de hak. Met deze klompen aan kan men makkelijker tegen de planken op kruien. [II, 77] II-4
kruilits kruitouw: krø̜jtǫw (Meijel) Het touw aan de staartbalk waarmee men het kruirad vastzet. In l 318 en l 321 gebruikte men als kruilits een ketting met ringen. [N O, 52h] II-3
kruim kruim: Syst. WBD  kruum (Meijel, ... ) Het zachte binnenste van het brood (kruim?) [N 16 (1962)] III-2-3
kruin kruin: krunj (Meijel) kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1