e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruinschering kruinschering: krønjsjēͅreŋ (Meijel) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruinschering: kruin scheren kruin scheren: kroensjeere (Meijel) De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)] III-3-3
kruipalen kruipalen: krø̜jpø̜̄l (Meijel) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruipen kruipen: krypǝ (Meijel) Het langzaam lopen van de molen. [N O, 13f] II-3
kruipend ongedierte pierikken: piereke (Meijel), wormen: wèùrem (Meijel), wörhum (Meijel), wörm (Meijel) kruipend gedierte (coll.) || wormachtig en kruipend gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
kruipende boterbloem boterbloem: WLD  botərblum (Meijel), kruipende boterbloem: eigen spellinsysteem ? ; mij bekend  kruipende boterbloem (Meijel) Kruipende boterbloem (ranunculus repens 15 tot 50 cm hoog plantje met wortelende uitlopers; de stengels zijn opstijgend behaard; de bladeren zijn 3-tallig met ingesneden blaadjes; de bloemen hebben gegroefde steeltjes en zijn goudgeel van kleur; de kelk [N 92 (1982)] III-4-3
kruiplank kruiplanken: krø̜jplaŋkǝ (Meijel), stralen: strǭlǝ (Meijel) Een straal of kruiplank is ongeveer 7.5 m lang, 20 cm breed en 3.5 cm dik. [II, 76] II-4
kruirollen kaprollen: kaprolǝ (Meijel) De houten of metalen rollen die in de rollenring over de onderring lopen en waarop de molenkap draait. Bij het Engels kruiwerk zijn de rollen van staal, hebben ze flenzen en lopen ze tussen op de boven- en onderring bevestigde rails. Zie ook afb. 31 en 32. [N O, 53d] II-3
kruis kruis: krusj (Meijel), krøš (Meijel), mik: mik (Meijel) Beenderenstelsel aan het einde van de rug. [N 3A, 109] || deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)] I-11, III-1-1
kruis of munt kruis of munt: krøsj oͅf mønt (Meijel) Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)] III-3-2