e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aangesneden beleg aangesneden belegsel: ɛngǝsnęjǝ bǝlęxsǝl (Meijel), deraan gesneden voorkant: dǝrɛn gǝsnęjǝ vørkant (Meijel) Aangeknipt belegsel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛbelegɛ.' [N 59, 114b] II-7
aangeven, verklikken aandragen: èndraagə (Meijel), aangeven: angéve (Meijel), èngéévə (Meijel), verraden: verrŏje (Meijel), vərraojə (Meijel) een overtreding of misdrijf bekend maken aan de overheid [aangeven, verklikken, verklappen] [N 90 (1982)] || heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)] III-3-1
aangooien aangooien: angojǝ (Meijel) Het opgooien van stro of riet door de helper van de dekker. [N F, 43] II-9
aanhangkap kap: kap (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Eisden]) Algemene benaming voor verschillende typen metalen kappen die bij ondersteuning in pijlers toegepast worden. Er bestaan verschillende soorten pijlerkappen, zoals de Haarmannkap, de Gutehoffnungshüttekap en de Van Werschkap. Pijlerkappen kunnen los naast elkaar worden geplaatst, maar ze kunnen ook onderling met elkaar worden verbonden. Daarnaast zijn er kappen die aan de reeds bestaande kunnen worden bevestigd en tegen het dak rusten en dit voorlopig ondersteunen zonder dat er een stijl onder is geplaatst. Dit type kap wordt vooral toegepast in mechanische pijlers waar een stijlenvrij koolfront noodzakelijk is (MBK III pag. 92-93). [N 95, 609; N 95, 363] II-5
aanhitsen aanhitsen: cassettebandje  aanhitsen (Meijel), hissen: \'oude\' spelling  hisse (Meijel), tergen: WBD  tèèrgə (Meijel) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend bepoetelen handvollen: haffele (Meijel) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend klagen grommen: groome (Meijel), mopperzak: mopperzak (Meijel) aanhoudend morren en klagen [neuriën] [N 85 (1981)] III-1-4
aanhoudend regenen knoeien: knòjje (Meijel), zeiken: ’t zeikt (Meijel) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aanhoudend vragen bedelen: bettele (Meijel, ... ), schooien: sjòjə (Meijel), vraagneus (zn.): vraogneus (Meijel), zaniken: zannikkə (Meijel, ... ), zanikerd (zn.): zannikert (Meijel) aanhoudend vragen om iets te krijgen [kutten] [N 87 (1981)] || alsmaardoor blijven vragen [maren] [N 87 (1981)] III-3-1
aankloppen aanhouwen: ɛnhǫwǝ (Meijel), aankloppen: ɛnklopǝ (Meijel) Het met een hamer bewerken van de onderstukken om een stevig geheel te krijgen. [N 60, 129a] || Het vlechtwerk met een slagijzer aanslaan, waardoor het een mooi aaneensluitend geheel wordt. In Stokkem (L 423) noemde men dit soort vlechtwerk geklopt werk (gǝklǫpt węrǝk). [N 40, 58; N 40, 118] II-10, II-12