e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mortelmolen kalkmolen: kalǝkmø̄lǝ (Meijel) Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van mortel. De mortelmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel die vroeger met handkracht werd rondgedraaid en tegenwoordig met behulp van een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de trommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien de mortel mengen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(mortel)-', '(spijs)-' etc. het lemma 'Mortel' en van '(betonmolen)' het lemma 'Betonmolen'. [N 30, 44; monogr.] II-9
mortelplaats kalkbed: kalǝk˱bɛt (Meijel) De plaats waar de mortel wordt klaargemaakt. In P 176 lag de mortelplaats doorgaans in de buurt van de 'cabine' ('kaben'), de loods waar het materiaal in werd opgeslagen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '(spijs)-' en '(mortel)-' het lemma 'Mortel'. [N 30, 40c; monogr.] II-9
mortelschop kalkschup: kalǝkšøp (Meijel) Brede, platte schop die wordt gebruikt voor het aanmaken van mortel. Vgl. afb. 20. Zie voor het woordtype 'troffel' en de samenstellingen met 'troffel' ook het lemma 'Graanschop', 'Schepschop' in wld I.4, pag. 146/147. [N 30, 41b; monogr.] II-9
mos (alg.) mos: eigen spellinsysteem  mos (Meijel), WLD  mos (Meijel) Mos: kleine, sierlijke, groene plantjes die groepsgewijze en in aanzienlijke hoeveelheid bij elkaar groeiend voorkomen (mos, smos, kwacht, kwocht). [N 92 (1982)] III-4-3
motor moter: motər (Meijel) motor [RND] III-3-1
motorraam tuimelraam: tuimelraam (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616] II-5
motregen, fijne regen beetje regen: ən bĭĕtjə réégənə (Meijel), miezel: miezel (Meijel), mīēzəl (Meijel), motregen: mŏtrège (Meijel), mótréégen (Meijel), mötreihgen (Meijel), muggenpis: (de moer vand e druijg).  muggepis (Meijel), snitselen: snitsələ (Meijel), stofregen: (beter weer op komst).  stofraegen (Meijel) klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
motregenen, licht regenen bijzen: Diverse uitdrukkingen (op de laatste pagina, na vraag 54): Als t zeikt op Sint Margriet?? règent t zo daag t règent dät zeikt t règent auw wiever De vrouw van de wever van Meijel leeft nog maar is naar een andere plaats verhuisd; deze vrouw is intussen ook gestorven.  beezje (Meijel), miezelen: miezelen (Meijel), miezelen, het miezelt (Meijel), motregenen: motrègenen (Meijel), ’t begeent te motrègene (Meijel), siebelen: ziebele (Meijel, ... ), sprinkelen: ⁄t sprinkeld (Meijel), gesprinkeld  gəsprinkəlt (Meijel), zeveren: zieëvere (Meijel), zieëveren (Meijel) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)] III-4-4
motzwerm motzwerm: motzwɛ̄rǝm (Meijel) Volk dat zijn bijenwoning verlaat, omdat het door de wasmot is aangetast. [N 63, 37d] II-6
mousseline mousseline: musǝlin (Meijel) Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.] II-7