25075 |
belangrijk, van belang |
van belang:
van belang (L265p Meijel),
van grote betekenis:
van grôetə bətîekənis (L265p Meijel)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21715 |
belasting |
accijns (<lat.):
accijns (L265p Meijel),
belasting:
belasting (L265p Meijel),
[altijd mv.?, RK]
belastingen (L265p Meijel)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
aanslag:
ènslag (L265p Meijel),
belastingformulier:
belastingformulier (L265p Meijel)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
29051 |
beleg |
beleg:
bǝlęx (L265p Meijel),
belegsel:
bǝlęxsǝl (L265p Meijel)
|
Stuk stof waarmee sommige delen van een kledingstuk ter versterking belegd worden of het stofdeel dat gebruikt wordt om de rafelkanten van een kledingstuk af te werken op plaatsen als de hals, het armsgat en sluitingen voor en achter. Er worden drie categorieën beleg onderscheiden: beleg op vorm, aangeknipt beleg, dat in wezen een soort beleg op vorm is, en schuingeknipt beleg (Het Beste Naaiboek, pag. 192). Een beleg op vorm bestaat meestal uit verschillende stukken die geknipt worden in de vorm van het deel dat ermee wordt afgewerkt. De afzonderlijke stukken worden aan elkaar genaaid, zodat ze een compleet belegstuk vormen dat langs de rafelkant wordt genaaid. Een aangeknipt beleg is een verlengstuk van het kledingstuk. Een schuin beleg is een smalle bies van schuingeknipte dunne stof die in de vorm kan worden gestreken voor het af te werken deel (Het Beste Naaiboek, pag. 192). [N 59, 114a; N 62, 32; Gi 1.IV, 33; MW]
II-7
|
34439 |
belhamel |
belhamel:
bɛlhamǝl (L265p Meijel)
|
Schaap dat voorop loopt. [N 78, 17a]
I-12
|
33960 |
bellen aan het haam |
kloters:
klōtǝrs (L265p Meijel),
schellenkrans:
šɛlǝkrans (L265p Meijel)
|
Aan het haam zijn wel eens bellen bevestigd, waarvan er soms meerdere een krans kunnen vormen. Kloters zijn grote, ronde, koperen of bronzen bellen. Rongeltjes bestaan uit een krans van zeven tot acht kleine belletjes in verschillende tonen. [JG 1d; N 13, 14; monogr.]
I-10
|
23951 |
belofte |
belofte:
belofte (L265p Meijel),
bəloͅftə (L265p Meijel),
toezegging doen (ww.):
toezèging doen (L265p Meijel)
|
Een belofte. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21600 |
belofte niet houden |
intrekken:
intrekke (L265p Meijel),
zijn woord niet houden:
z⁄n woord nie houwen (L265p Meijel)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
blaoke paose (L265p Meijel),
bloejke paose (L265p Meijel),
bəlōkə poͅsə (L265p Meijel)
|
De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)] || De eerste zondag van de vasten (Fakkelzondag, walmenzondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21464 |
beloven |
beloven:
bəlōvə (L265p Meijel),
geloven:
gelaove (L265p Meijel)
|
beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)]
III-3-1
|