e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ongelijke zoom ongelijke zoom: ongǝlikǝ zyǝm (Meijel) Zoom die ongelijk hangt. [N 62, 77] II-7
ongelovige ongelovige: ongeluuvige (Meijel) Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)] III-3-3
ongelukkige arme mens: èèrəmə mens (Meijel), pechvogel: pegvogel (Meijel), stakker: staker (Meijel) iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)] III-1-4
ongeordende hoeveelheid, chaos boel: (bij uitverkoop vroeger).  boel (Meijel), drek: drek (Meijel), onboel: onboel (Meijel), rommel: roomel (Meijel), rómməl (Meijel), rouwage: rəwazie (Meijel) een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] III-4-4
ongepaarde mannelijke duif doffer: doͅfər (Meijel), vrijgezel: vrijgezel (Meijel) Hoe heet de jonge, nog ongepaarde mannelijke duif? [N 93 (1983)] III-3-2
ongepaarde vrouwelijke duif duivin: du’ven (Meijel), vrijster: vreijter (Meijel) Hoe heet de jonge, nog ongepaarde vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] III-3-2
ongeschikt te slap: te slap (Meijel) Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.] II-1
ongevoelig van de kou ongevoelig: óngəvŭŭlləch wéérə (Meijel) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] III-1-1
ongewijde aarde ongewijde aarde: ongewiede eerde (Meijel), ongewijde grond: oŋgəweͅjdə gront (Meijel) Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)] III-3-3
ongezuiverde was rauwe was: rǫwǝ was (Meijel) De van honing ontdane maar nog niet gewassen raten. [N 63, 121b; Ge 37, 146; monogr.] II-6