21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
portevuije (L265p Meijel),
portəfŭŭlie (L265p Meijel)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27681 |
portier |
portier:
portier (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Eisden]),
portīr (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Maurits])
|
De portier bewaakt dag en nacht de toegang tot de mijn. [N 95, 124; monogr.]
II-5
|
24365 |
pos |
baars:
oude spelling snoekbaars is een andere soort
baars (L265p Meijel),
joodje:
WBD
jŏĕtjə (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u de pos: een zoetwatervis met een groenachtige bruine rug. De onderzijde is zilverwit. Hij is overdekt met bruine vlekjes, ook op de vinnen. Beide rugvinnen zijn door een vlies met elkaar verbonden. Hij kan ongeveer 20cm lang worden (post, pos, [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21203 |
postbode |
post:
poost (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
poəst (L265p Meijel),
postbode:
postbode (L265p Meijel)
|
de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)] || postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
postelein:
pòstelein (L265p Meijel),
pòstəléjn (L265p Meijel)
|
[DC 69 (1994)]Hoe noemt u: postelein 1) portulaca oleracea - fam. portulacaceae = zomerpostelein 2) claytonia perfoliata - fam. portulacaceae = winterpostelein [N 71 (1975)]
I-7
|
21141 |
postkoets |
diligence (fr.):
diliejonse (L265p Meijel),
postkoets:
postkoets (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
een reiswagen in geregelde dienst voor het vervoer van passagiers [postkoets, post, postkaars, diligence] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21207 |
postzegel |
postzegel:
poostzeegəl (L265p Meijel),
pooszegel (L265p Meijel)
|
het rechthoekige gekleurd stukje papier dat men op brieven etc. plakt om daarmee de port te betalen [postzegel, kopje, tember, zegel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33171 |
poten |
poten:
pōtǝ (L265p Meijel)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
25413 |
poten verwijderen |
poten derafsnijden:
pȳǝt draf snęjǝ (L265p Meijel)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|
21521 |
potlood |
potlood:
potloejd (L265p Meijel),
potloeëd (L265p Meijel),
pótlôet (L265p Meijel)
|
een met hout omgeven staafje grafiet om mee te schrijven of te tekenen [potlood, crayon] [N 87 (1981)]
III-3-1
|