20529 |
rauw |
groen:
gruun (L265p Meijel),
rauw:
rauw (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
rauw
rauw (L265p Meijel)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ravotten:
struupe
ravotten (L265p Meijel),
ruiten:
rèùtje (L265p Meijel),
Vgl. WNT sub ruiten (IV): 3) In Limburg voor: stoeien (Onze Volkst. 2, 227 a).
rø͂ͅtjə (L265p Meijel)
|
Ruiten: ravotten, voor de grap met elkaar worstelen, gezegd van kinderen. || Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
raase (L265p Meijel),
tekeergaan:
te kier gao (L265p Meijel),
tekeer gao (L265p Meijel),
tə kîer gao (L265p Meijel)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dol (L265p Meijel),
gek:
gek (L265p Meijel),
giftig:
giftəch (L265p Meijel)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
26932 |
recht stuk van een wijk |
recht stuk:
rɛ̄xt støk (L265p Meijel)
|
[II, 31]
II-4
|
22000 |
recht uit de richting van de losplaats aankomen |
zuiver uit de hoek:
zy(3)̄vər øtj də hūk (L265p Meijel)
|
Hoe zegt men: het aankomen van de duif: recht uit de richting van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
stoeke (L265p Meijel)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
olifantspoten:
olifantspuüt (L265p Meijel)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
achterste kwartier rechts:
āxtǝrstǝ kǝrtīr rɛxts (L265p Meijel)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
26933 |
rechterarm van een wijk |
rechtse arm:
rɛ̄xsǝ ɛ̄rǝm (L265p Meijel)
|
[II, 31b]
II-4
|