e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riet riet: eigen spellinsysteem  ríet (Meijel), WLD  rīt (Meijel) Riet (phragmites communis 80 tot 135 cm grote plant. De plant heeft een kruipende wortelstok en dikwijls bovengrondse uitlopers; de bladeren zijn breed en spits, de randen zijn ruw aan de voet met een haarkrans; de aartjes bevinden zich in een grote, st [N 92 (1982)] III-4-3
rietgans rietgans: rītgans (Meijel) rietgans (± 80 zwarte bek met gele rand; meer in het binnenland; roep lager dan grauwe gans [119a] [N 09 (1961)] III-4-1
rietgors rietgors: rītgors (Meijel) rietgors (15 man heeft zwarte kop en bef; woont bij het water; veel in riet; is algemeen; trekt ook wel; roep [tsiep]; zang stotterend [tjip...tjip...tjip...tji-di-di] [N 09 (1961)] III-4-1
rietvoorn rietvoor: cassettebandje  rietvoor (Meijel), rietvoorn: cassettebandje  rietvoorn (Meijel), oude spelling te erkennen aan de rode vinnen  rìetvoorn (Meijel), WBD  rìetvoorn (Meijel) Hoe noemt u de rietvoorn: lijkt sterk op de blankvoorn. De rugvin is sterk naar achteren geplaatst en de mondspleet is steil naar boven gericht. De vinnen zijn rood en de goudkleurige ogen hebben vaak een rode vlek. Hij wordt veel gevangen door hengelaars [N 83 (1981)] III-4-2
rietzanger rietvink: reetvink (Meijel) rietzanger III-4-1
rij hokken in het veld rij: ręi̯ (Meijel) De rij hokken die in het veld staat. Vergelijk de lemma''s ''graanzwad, rij gemaaide halmen'' (4.2.10) en ''rij schoven in het veld'' (4.6.12). In N 14, 130 is gevraagd aan te geven wat men gewoonlijk onder een "vim" verstaat, als het gaat om een bepaalde vaste hoeveelheid schoven; aanvullende informatie is ook verkregen uit A 25, 2 en 3 en uit Gwn 7, 6. Doorgaans verstaat men onder vim (als variant wordt vaak ''v[m'' opgegeven) een hoeveelheid van 120 schoven: 10 "hopen" van 12 schoven elk. Dat is het geval in L 214, 215, 244c, 245, 247, 248, 265, 267, 268, 269a, 270, 271, 290, 291, 292, 293, 294, 295, 296, 298, 300, 318b, 322, 325, 331 en 331b. In L 268 en 270 wordt ook opgegeven dat het soms om 12 hopen, dus om 144 schoven gaat. Een vim omvat 100 schoven in L 159a, 163, 163a, 164, 165, 210, 211, 250, 268, 282, 294, 326, 381a en in Q 113; terwijl in L 331 wordt opgegeven dat een vim daar ook 200 schoven telt. In L 425, 427 en 429 en in Q 97, 100 en 101 wordt opgegeven dat een vim hetzelfde aantal schoven als een hoop omvat: wisselend naar gelang het gewas en de kwaliteit ervan, kunnen dat 8, 10, 12 of 15 schoven zijn. Afwijkend van de bovenstaande opgaven zijn nog die van Q 117a (30 schoven) en van Q 193 (4 schoven). [N 15, 34] I-4
rij mesthoopjes tijl mest: tīl [mest] (Meijel) Meestal wordt de mest op het land in hoopjes van de kar afgetrokken. Deze hoopjes vormen samen een aantal evenwijdige rijen. Van de benamingen voor een rij mesthoopjes zijn er enkele mogelijk (ook) van toepassing op een ononderbroken streep mest, zoals bedoeld met de termen aan het einde van het lemma. Voor het [... [N 11, 19; N 11A, 20c; N M, 11 add.; A 9, 31 add.; monogr.] I-1
rij, wiers duin: dø̜njǝ (Meijel), ril: ręl (Meijel) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijbroek rijboks: reͅjboks (Meijel), rybŏks (Meijel) een rijbroek [N 59 (1973)] || rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)] III-1-3
rijden rijden: rijden (Meijel), réjə (Meijel), varen: varen (Meijel) zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)] III-3-1