18103 |
ringworm |
ringelworm:
ringelwurm (L265p Meijel),
ringworm:
ringweurm (L265p Meijel),
ringwèùrəm (L265p Meijel)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
bɛlə (L265p Meijel),
schellen:
schelle (L265p Meijel)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
rins:
rīns (L265p Meijel),
zuur:
zōēr (L265p Meijel)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riolering:
riolering (L265p Meijel),
riool:
rijeel (L265p Meijel)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28795 |
ripszijde |
ripzijde:
repzē̜j (L265p Meijel)
|
Zware zijde geweven in fijne ribbels. [N 62, 79b]
II-7
|
21200 |
rit |
rit:
rit (L265p Meijel),
tocht:
tocht (L265p Meijel)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaald:
ritnold (L265p Meijel)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L265p Meijel),
ritsələ (L265p Meijel)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
rits:
(rits) (L265p Meijel),
rets (L265p Meijel),
treksluiting:
trekslutjing (L265p Meijel),
tręksløtjeŋ (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U een ritssluiting? [N 62 (1973)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW]
II-7, III-1-3
|
24317 |
riviergrondel |
katvisje:
cassettebandje
katvisje (L265p Meijel),
katviske (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u de grondel: een zoetwatervisje dat voorkomt in stromend en stilstaand water. Het is langgerekt van vorm en heeft één paar voeldraden aan de bek. Op de rug en flanken is het donker gevlekt en gestippeld met een groene of blauwachtige weerschijn [N 83 (1981)]
III-4-2
|