e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slank rank: rank (Meijel), slank: slank (Meijel), smal: smaal (Meijel, ... ), smale (Meijel), teer: (⁄n) tieër (vrŏmenes) (Meijel), tier (Meijel) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 84 (1981)] || zwak, tenger iemand [N 37 (1971)] III-1-1
slaperig slaperig: slaoperig (Meijel), slaopərəch (Meijel), slaperig (Meijel) Slaperig: geneigd zijn tot slapen (slaperig, dommelig, dwaas, vaakluis). [N 84 (1981)] III-1-2
slappe koffie larie: Syst. WBD  larrie (Meijel, ... ), poelie: Syst. WBD  poelie (Meijel), puit: Syst. WBD  pūītj (Meijel), sloeber: Syst. WBD  sloeber (Meijel) Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed deukhoed: deukhoed (Meijel), deukhoet (Meijel), westfaler: Van Dale: Westfaler, Westfaal [bewoner van Westfalen].  westfaler (Meijel) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] || slappe, vilten hoed met deuk III-1-3
slecht besleten kwast strobbel: strubǝl (Meijel) Zie de toelichting bij het lemma 'Goed besleten kwast'. [N 67, 31b] II-9
slecht dragend ijs het ijs ligt nog niet: isj lijt noch nie (Meijel), kwakkelijs: kwakkəl isj (Meijel) slecht dragend ijs [papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
slecht gesneden hengst piet: pit (Meijel) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht groeien de prat inzitten: də prat inzittə (Meijel), slecht groeien: slecht gruien (Meijel) Slecht groeien, gezegd van een kind (kooieren). [N 84 (1981)] III-1-1
slecht karakter slecht van aard: slecht van aard (Meijel) slecht, gezegd van het karakter, de aard [bedekt, laag] [N 85 (1981)] III-1-4
slecht mens, slechte kerel kommerlijk iemand: ən kŭŭmmələk ĭĕmməs (Meijel), onmens: onmens (Meijel), schoft: sjoeft (Meijel) iemand met een slecht karakter [schoef, schobbert, ontmens, galgenaas, slechterik, schoefel] [N 85 (1981)] III-1-4