22344 |
slee |
slee:
slee (L265p Meijel),
slē (L265p Meijel)
|
Een voertuig op twee evenwijdige metalen of met metaal beslagen ribben dat glijdend wordt voortbewogen over ijs of sneeuw [slee, slet, nar]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24552 |
sleedoorn |
sleedoorn:
Nijmeegs (WBD)
sleedoorn (L265p Meijel)
|
De doornachtige heester met langwerpige bladeren en harde blauwe wrange vruchten (sleedoorn, sleepruin, sleien, trekkebek, bels, slendoorn, slien, biels). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
30984 |
sleehak |
sleehak:
slę̄hak (L265p Meijel)
|
Hak onder damesschoenen die één geheel uitmaakt met het voorste deel van de zool. [N 60, 126d]
II-10
|
21179 |
sleepboot |
sleepboot:
slijboetjd (L265p Meijel)
|
een kleine, zeer sterke stoom- of motorboot die andere vaartuigen op sleeptouw neemt [sleepboot, sleper, toogboot] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34294 |
sleephout |
tuier:
tȳr (L265p Meijel)
|
Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.]
I-11
|
24551 |
sleepruim |
sleenpruimpje:
Nijmeegs (WBD)
sleenprŭŭmkəs (L265p Meijel)
|
De vrucht van de sleedoorn (snijer, slien, slekerbes, wilde pruim). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
26256 |
sleepstuk |
veer:
vę̄r (L265p Meijel)
|
Elk van de beide eindblokken van de vang. Het woordtype teenstuk heeft zijn naam waarschijnlijk ontleend aan de stut die als een soort teen tegen dit gedeelte van de vang aandrukt. Zie ook afb. 52. [N O, 12d]
II-3
|
22345 |
sleeën |
sleen:
sleeje (L265p Meijel),
slējə (L265p Meijel)
|
Met de ijsslee rijden [narren, sleeën]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34601 |
slekken |
slekken:
slɛkǝ (L265p Meijel)
|
Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d]
I-13
|
17930 |
slenteren |
banzelen:
banzele (L265p Meijel)
|
lopen: slenterend lopen [schaffele, banzele, gengele, schuupe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|