e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slobben [wld ii.10, p. 58] faggen: fakə (Meijel) Hoe zegt u: De schoen zal te veel overbodige ruimte hebben (slobben?) [N 60 (1973)] III-1-3
slobberend geluid maken slokken: slokǝ (Meijel) Bij het eten een slobberend geluid maken. [N 76, 34] I-12
slobkous gamasche: kemasse (Meijel), slobkous: slópkòwse (Meijel) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen || voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
sloffen klossen: klóssə (Meijel), #NAME?  klossen (Meijel), sloffen: sloffe (Meijel), sloffen (Meijel), slóffə (Meijel) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok slok: slok (Meijel), slók (Meijel), slok  slók (Meijel) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm slokdarm: slŏkdārm (Meijel), strot: strōt (Meijel) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] || Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78] II-1, III-1-1
slons (slodder?) flodder: flóddər (Meijel), slons: slons (Meijel, ... ), sloor: sloor (Meijel) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] III-1-4
slootjespringen slootspringen: slōət spreŋə (Meijel) Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
slordig slordig: slordig (Meijel) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
slordig werk prutswerk: prutswerk (Meijel) iets slordig doen [leuteren] [N 85 (1981)] III-1-4