24993 |
spatten |
spatten:
spatten (L265p Meijel),
spatǝ (L265p Meijel),
spetten:
spəttə (L265p Meijel),
spetteren:
(cieren in de pan).
spetten (L265p Meijel),
spiertsen:
spĭĕrtsə (L265p Meijel)
|
in of als kleine deeltjes op- of wegspringen, gezegd van vloeibare zaken [spatten, spiertsen, spinten, spetten, drasjken] [N 91 (1982)] || Verf uit laten spatten door met de kwast tegen de linkerhand of tegen een klophout te slaan. Spatwerk wordt onder meer toegepast om pleisterwerk te verlevendigen. [N 67, 79]
II-9, III-4-4
|
22003 |
speciale lokroepen |
koer:
koer (L265p Meijel)
|
Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
30561 |
speciebord |
voegbord:
vūx˱bǫrt (L265p Meijel)
|
Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.]
II-9
|
20770 |
speculaas |
speculatie:
spiklasie (L265p Meijel),
speculatiemannetje:
spiklasiemennekes (L265p Meijel)
|
speculaas [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25650 |
speculaasplank |
speculatievorm:
speklasivø̜̄rǝm (L265p Meijel)
|
De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;]
II-1
|
21888 |
speculeren |
mazzelen:
mazzələ (L265p Meijel),
speculeren:
spekuleere (L265p Meijel)
|
kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17782 |
speeksel |
speeksel:
speeksel (L265p Meijel),
spuw:
spouw (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
spow (L265p Meijel)
|
Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spauwe (L265p Meijel),
spouwə (L265p Meijel)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
28487 |
speeldop |
speeldop:
(mv)
spøldø̜p (L265p Meijel)
|
De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b]
II-6
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en kaaRtH (L265p Meijel),
kart (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel),
speelkaart:
spulkart (L265p Meijel)
|
Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || kaart [GTRP (1980-1995)] || Kaart: kaart, zowel speel- als landkaart. || Speelkaart: speelkaart.
III-3-2
|