e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sperwer havik: hāvek (Meijel), smelleken: falco columbarius  smilleke (Meijel), sperwer: sperwer (Meijel), spɛrwər (Meijel) smelleken || sperwer [DC 42b (1967)] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
sperziebonen breekboontjes: bréékböngkəs (Meijel), prinsessen: eigen spellingsysteem (?)  prinses (Meijel), Nijmeegs (WBD)  prinses (Meijel), prinsessenbonen: prinsèssəbòṇ (Meijel), oude spellingsysteem vele soorten  prinsessebone (Meijel), slabonen: oude spellingsysteem vele soorten  slabone (Meijel) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de sperzieboontjes die men doorbreekt voor men ze kookt (breekbonen) [N 71 (1975)] || Hoe noemt u: sperzieboon of slaboon (prinsesseboon, suikerboon, boterboon) [N 71 (1975)] I-7
spetteren knisperen: knispere (Meijel), spatten: spatten (Meijel), spatteren: spattərə (Meijel), spetteren: spetteren of spettert  spettərə (Meijel) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
speurbijen speurbijen: spø̄rbęjǝ (Meijel) Werksters die een paar dagen voordat een bijenvolk gaat zwermen, gaan zoeken naar een nieuwe woning. Spleten en reten, holle bomen, schoorstenen en lege korven zijn mogelijke woonplaatsen. [N 63, 31a] II-6
spie extra vulling: ɛkstra vøleŋ (Meijel), spie/spij: spi(i̯) (Meijel), spęi̯ (Meijel) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] || Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a] I-3, II-7
spie van het anker spie/spij: spi (Meijel) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9
spiegel spiegel: spigǝl (Meijel), spīgǝl (Meijel) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] || Zeker gedeelte van het boventuig bij bepaalde soorten bottines. [N 60, 21c] II-10, II-7
spiegel [wld ii.10, p. 24] spiegel: spigəl (Meijel) spiegel? [N 60 (1973)] III-1-3
spieken afkijken: afkieke (Meijel), foetelen: alg. oneerlijk doen  foetele (Meijel) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
spier spier: spier (Meijel) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1