e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sportvest sportwambuisje: spoͅrtweͅməskə (Meijel) een sportvest [N 59 (1973)] III-1-3
spotnaam voor de geitenhouder geitenboer: gē̜tjǝbūr (Meijel) Een keuterboertje kon zich in de jaren dertig de weelde van een melkkoe niet permitteren. Hij had een geit die voor hem de melk leverde. [N 77, 113b] I-12
spotnaam voor hoge hoed hectoliter: hekteliter (Meijel), kachelpijp: kachelpiep (Meijel), stoofpijp: stoefpiehp (Meijel), stoofpieëp (Meijel) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || spotbenaming voor hoge hoed III-2-2
spotten grappen: grappen (Meijel), spotten: spotte (Meijel), spotten (Meijel), spóttə (Meijel), zwammen: zwamme (Meijel) de spot drijven met [spotten, spreeuwen, truten, zwanzen] [N 85 (1981)] || zich met belachelijk makende of oneerbiedige scherts [grappen] uiten [spreeuwen, spotten, truten, zwanzen, lollen, leuren] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
spotvogel spotvogel: spoͅtvōgəl (Meijel) spotvogel (13,5 licht gekleurd, oranje binnensnavel; vaak in boomgaarden en grote tuinen, niet in bossen; nestje lijkt op dat van een vink [003]; roep hard [tetteruuïe]; drukke zang [N 09 (1961)] III-4-1
spouw spouw: spǫw (Meijel) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9
spouwanker spouwhaak: [spouw]hǭk (Meijel  [(meervoud: -hø̜̄k)]  ) Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.] II-9
spouwmuur spouwmuur: spǫw[muur] (Meijel) Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.] II-9
spreekwoord spreekwoord: sprēͅkwōrt (Meijel) Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)] III-3-1
spreeuw spreeuw: spreͅu̯ (Meijel), sprêêw (Meijel) spreeuw || spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)] III-4-1