e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprookje sprookje: sprookje (Meijel), verhaaltje: verhaaltje (Meijel), vertelseltje: vərtélsəlkə (Meijel) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten spruiten: sproehte (Meijel), (enk)  sprø̜jt (Meijel), spruitjes: spruutjes (Meijel) De twee dwarsbalken - een korte en een lange - die door de molenkap lopen en daar aan weerszijden uitsteken. Aan de uiteinden van de spruiten zijn de schoren bevestigd. Zie ook afb. 25 en 26. [N O, 52a; Sche 27; A 42A, 86] || spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] II-3, III-2-3
spruiten, uitbotten reng (krijgen): oude spellingsysteem kamer-druiven  rent (Meijel), scheuten (krijgen): eigen spellingsysteem  scheut (Meijel), sjeut (Meijel), uitlopen: Nijmeegs (WBD)  utjlôepə (Meijel) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: sproehte (Meijel), spruitje: sprutjes (Meijel) [N Q (1966)] I-7
spruitpot ketel: ketǝl (Meijel), voerketel: vūrketǝl (Meijel) Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129] I-11
spruw klaggen: klagge (Meijel), snot: snot (Meijel), spuw: spauw (Meijel) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)] III-1-2
spuiten sprietsen: sprietse (Meijel), spuiten: speutjen (Meijel), spuijte (Meijel), spuite (Meijel), spuitj (Meijel), spèùtjə (Meijel, ... ) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
spuitstuk mondstuk: mondstuk (Meijel), sproeier: sproeier (Meijel) de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)] III-3-1
spuwbakje, kwispedoor spuwbakje: spouwbèkskə (Meijel), spuwbekken: spowbekke (Meijel), spow=bekske (niet als ander antwoord geïnterpreteerd)  spow bekke (Meijel) Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)] III-2-1
staakbonen stekbonen: stéékboṇ (Meijel), stokbonen: stòk bòṇ (Meijel) Hoe noemt u: de rank - of stokboon [N 71 (1975)] I-7