e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
standerd standerd: standǝrt (Meijel) De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12] II-3
standerdmolen kastmolen: kāst[molen] (Meijel), standerdmolen: standǝrt[molen] (Meijel) Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93] II-3
standolie standolie: stant˱oli (Meijel) Lijnolie die gedurende 8 √† 10 uur tot 3000 C. werd verhit. De lijnolie wordt daardoor stroperig en lichtgeel of groen van kleur. [N 67, 13d] II-9
standolieverf standolieverf: stant˱olivɛ̄rǝf (Meijel) Verf die is samengesteld uit oude standolie, terpentijnolie en zuivere verfstoffen. Standolieverf wordt vooral voor schilderwerk binnenshuis gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 19d] II-9
stapvoets gaan stappen: stapǝ (Meijel) De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a] I-9
station statie (<lat.): statie (Meijel), Opm. is verouderde benaming.  staasie (Meijel), station: station (Meijel) de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)] III-3-1
staven staven: stāvǝ (Meijel) De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83] II-3
steeg, steegje gevel: gèvel (Meijel), steeg, steegje: stoeg (Meijel), straat, straatje: strootje (Meijel), strötjə (Meijel) een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || steegje; Hoe noemt men een smal - tussen de huizen? [DC 31 (1959)] III-3-1
steek steek: steek (Meijel), stę̄k (Meijel) De doorgehaalde draad in de groef; ook de manier van naaien. [N 60, 111a] || priestersteek met een ronde luifel II-10, III-1-3
steek -als eenheid van maat steek: stę̄k (Meijel) Benaming voor verschillende maten of de eenheid van maat. Er zijn diverse eenheidsmaten van de schoenmakers. Men kent een Franse steek van 2/3 cm en een Engelse van 8,5 mm. Volgens de informant van L 293 wordt de Hollandse maat weinig gebruikt; bij deze is maat 45 30 cm. De Franse maatberekening berust op het berekenen van de balmaat en de andere maten op de lengte van de leest, die in Franse steken is aangeduid. De verhouding van steken tot centimeters is: drie steken is gelijk aan twee cm. [N 60, 152c] II-10