e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stenendrager sjouwer: šǫwǝr (Meijel) De handlanger die speciaal belast is met het aandragen van de metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haken geplaatste termen het lemma 'handlanger'. [N 30, 2d; N 31, 16b; monogr.] II-9
ster van bethlehem (campanula isophylla moretti) snijdklok: eigen spellinsysteem informant voegt toe: \' sniejklökke\'s \' (Crompvoets: informant bedoelt waarschijnlijk: sniejklökskes)  sniejklökke (Meijel), ster van bethlehem: ster van Bethlehem (Meijel) Ster van Bethlehem (campanulla isophulla alba) (kampanulla, valse edelweiss). [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: campanula isophylla \"alba\"(ster van Bethlehem) [N 73 (1975)] III-2-1
sterke mortel cementspijs: sǝmɛntspēš (Meijel) Mortel voor waterdicht pleisterwerk, bijvoorbeeld voor kelders. Volgens de invuller uit Q 180 werd bij de bereiding ervan Rijnzand gebruikt. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(spijs)', '-(specie)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 38b] II-9
sterven afpikken: afpikke (Meijel), ’t afpikke (Meijel), de pijp aan maarten geven: de pie:p an marten gééve (Meijel), de pijp uitgaan: de pie:p utjgao (Meijel), də pīp øtjgōͅ (Meijel), doodgaan: doetjgaon (Meijel), doͅgōͅ (Meijel), dògao (Meijel), hemelen: hemələ (Meijel), himmele (Meijel), het afknijpen: ’t afknieppe (Meijel), kapotgaan: kepótgao (Meijel), kǝpot˲gǭ (Meijel), cassettebandje  kepot gao (Meijel, ... ), oude spelling  kapotgaan (Meijel), WBD  kəpót gao (Meijel), sterven: staereve (Meijel), sterven (Meijel), stèèreve (Meijel, ... ), stɛ̄rəvə (Meijel, ... ) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] || Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [DC 38 (1964)] || sterven van een mens [N 38 (1971)] || sterven ve dier || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)] I-11, III-2-2, III-4-2
sterven van een plant afsterven: afstaereve (Meijel) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
stervensgebed stervensgebed: stervensgebed (Meijel) Een gebed voor een stervende, "stervensgebed"[sjtervejebed]. [N 96D (1989)] III-3-3
steunklos klos: klos (Meijel) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stevig, gezegd van voedsel goed: gŏĕj koost (Meijel), scherp: sjèrp (Meijel), stevig: stevig (Meijel) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiekem in het geheim: in ⁄t geheim (Meijel), oneerlijk: onerlik (Meijel), stiekem: stiekem (Meijel, ... ), stiekum (Meijel, ... ), stiekəm (Meijel), stĭĕkkəm (Meijel), stilletjes: stillekes (Meijel) boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] || oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
stiekem eten slokken: slokken  slókkə (Meijel) stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)] III-2-3