e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikerklontje klontje: kleuntje (Meijel), kluntjə (Meijel), klontje suiker: n kluntje suuker  kluntjə sŭŭkər (Meijel) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
suisse suisse (fr.): suisj (Meijel), voor de oorlog  swis (Meijel) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren tuiten: tōēte (Meijel) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen sukkelen: sukkele (Meijel), sukkelen (Meijel), sukkələ (Meijel) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
suçon, suçonnaad suçon: syzǭn (Meijel) Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.] II-7
syfilis geslachtziekte: geslachtziekte (Meijel) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)] III-1-2
t-vormige hoeve warshuis: wɛrshøš (Meijel) Stal en schuren liggen achter elkaar; het woongedeelte staat hier dwars op en steekt aan beide zijden uit. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de T-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen, die aan het begin van het lemma bijeen staan, wordt verwezen naar het lemma "boederij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 4. [N 4A, 2b; monogr.] I-6
taai, hard leer taai leer: tɛj lę̄r (Meijel) Taai en hard leer van minder goede kwaliteit. [N 60, 11] II-10
taai-taai taai: täi (Meijel) taai-taai [N 29 (1967)] III-2-3
taai-taaideeg taaideeg: tājdęx (Meijel) Voor het bereiden van taai-taaideeg wordt eerst de honing gekookt en kokend onder Zeeuwse tarwebloem gewerkt met de machine, aldus de informant van L 291. In plaats van Zeeuwse tarwebloem kan ook een ander soort meel of bloem gebruikt worden. Dat mengsel van honing en meel laat men een dag rusten om het te doen zuren. Vervolgens voegt men er anijsolie, wat melk en potas bij, aldus de informant van L 321. De vaste massa laat men minstens drie weken rusten. Dan wordt weer honing bijgevoegd en begint men met het breken, dat is het deeg tussen twee plan-ken persen, telkens weer, totdat het taai en mals is. Het deeg wordt uitgerold en in vormen gelegd. Kleine klontjes suiker worden er soms ingedrukt ter versiering. Een aantal woordtypen duidt op "peperkoekdeeg". Uit het feit dat een paar respondenten wel verschillende benamingen geeft voor "peperkoek" en "taai-taai" maar slechts één benaming voor het deeg van beide producten nl. "peperkoekdeeg" zou kunnen blijken dat voor beide producten dezelfde soort deeg wordt gebruikt. Een informant uit Q 95 vermeldt dat ze daar geen taai-taai hebben, terwijl een andere informant uit Q 95 wel een benaming geeft voor de taai-taai. De informant uit L 432 zegt dat men vroeger ''pèperkook'' zei tegen taai-taai. De "peperkoekdeeg"-opgaven binnen dit lemma blijken dus soms gefundeerd soms niet. Desalniettemin worden ze binnen dit lemma opgegeven en met verplaatst naar het lemma ''peperkoekdeeg''.' [N 29, 87; N 29, 87a] II-1