30615 |
tamponneerverf |
tamponneerverf:
tɛmpǝnēr[verf] (L265p Meijel)
|
Verf die met een tamponneerkwast kloppend wordt aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 24]
II-9
|
33777 |
tand, tanden |
tand:
tānt (L265p Meijel)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
32914 |
tanden van de hooihark |
reketanden:
rē̜kǝtãnt (L265p Meijel),
tanden:
tãnt (L265p Meijel)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tãnt (L265p Meijel)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
18732 |
tandenstoker |
tandensteker:
tandestèker (L265p Meijel),
tandenstoker:
tandesteuker (L265p Meijel)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
34374 |
tandjes knippen |
korten:
kortǝ (L265p Meijel)
|
De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42]
I-12
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tandvles (L265p Meijel)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20357 |
tante |
tante:
tante (L265p Meijel)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24253 |
tapuit |
windhapper:
? niet overgenomen in Meijels wb!
wenj-jɛpər (L265p Meijel),
witstaartje:
witstèrtje (L265p Meijel)
|
tapuit || tapuit (14,5 zomervogel; alleen op zeer droge grond (stuifzand, hei grijs- en roomwitte romp, opvallende zwart-witte staart bij het vliegen; broedt in grondgaten [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20824 |
tarwebrood |
mik:
mik (L265p Meijel),
tarwebrood:
terwebroëd (L265p Meijel),
weg:
wäg (L265p Meijel)
|
brood gebakken van tarwebloem [N 29 (1967)]
III-2-3
|