id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30710 | vergulden, verzilveren | goudbronzen: gǫwt˱bronzǝ (Meijel), zilverbronzen: zelvǝrbronzǝ (Meijel) | Schilderen met goud- of zilverbrons. [N 67, 66g; monogr.] II-9 |
30675 | verguldkussen | goudkussen: gǫwtkøsǝ (Meijel) | Kussen dat men bij het vergulden gebruikt. Het bestaat doorgaans uit een rechthoekig plankje dat met kalfsleer is overtrokken en is opgevuld met paardehaar. Aan de achterzijde is een perkamenten kap aangebracht, die in opgevouwen toestand het kussen tegen vuilworden beschermt, en die, opgezet, verhindert, dat de blaadjes bladgoud, die op het kussen worden gesneden, wegwaaien. [N 67, 55b] II-9 |
21412 | verhaal | verhaal: verhól (Meijel) | verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)] III-3-1 |
31130 | verhalfzolen | verhalfzolen: vǝrhalfzōlǝ (Meijel) | De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a] II-10 |
21152 | verharde weg | harde weg: haardə wéch (Meijel), klinkerweg: klinkerweg (Meijel) | een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)] III-3-1 |
20533 | verhitten | opwarmen: òpwèrme (Meijel), ópwèèrmə (Meijel), opwerme opwérmə (Meijel) | verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)] III-2-3 |
21660 | verhogen | opsteken: opstèke (Meijel) | verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21726 | verhoren | verhoor (zn.): verhuur (Meijel), verhoren: vərhûurə (Meijel) | iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19370 | verhuizen | verhuizen: verheuzje (Meijel), vərheuzjə (Meijel) | Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)] III-2-1 |
34657 | vering | vering: vē̜reŋ (Meijel) | Vering van het rijtuig. Onder A. bevinden zich de algemene benamingen voor de vering, onder B, C en D de specifieke soorten. De enkele veer (B) bestaat uit een hoofdblad , waarop door middel van een in het midden aangebrachte veerbout twee of meer, telkens kortere steunbladen zijn vastgeklemd. De dubbele veer (C), die meer gebruikt wordt, daarentegen bestaat uit twee hoofdbladen. De spiraalveer tenslotte (D) is een spiraalvormig opgewonden draad van staal of een ander veerkrachtig materiaal. [N 101, 16, monogr] I-13 |