e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verzuimen nalatig zijn: naolaotech zin (Meijel), niet doen: nie gedao (Meijel) nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)] III-1-4
vespers vesper (lat.): də vispər (Meijel), vesper (Meijel), vespers (<lat.): vɛspərs (Meijel) De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)] || de vespers [RND] III-3-3
vest vesting: vesting (Meijel), wambuisje: wemmeske (Meijel), weͅməskə (Meijel), wémmeske (Meijel) de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || herenvest zonder mouwen, met knopen || het vest [N 59 (1973)] III-1-3, III-3-1
vestenmaker vestenmaker: vɛstǝmākǝr (Meijel) Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a] II-7
vestzakje wambuisjestasje: weͅməskəstɛskə (Meijel), wambuistasje: wemmesteske (Meijel), wémmestèske (Meijel) het zakje in het vest [N 59 (1973)] || vestzakje || vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)] III-1-3
veter schoenriem: šunrīm (Meijel) Koord of smal gevlochten band door de ogen van de schoenen geregen, om de kleppen naar elkaar toe te halen en te bevestigen. Het kan van leer of van een andere stof gemaakt zijn. Volgens de informant van P 219 is de staartel breder dan de nestel. [N 60, 27a; N 60, 27b; L 5, 14; Wi] II-10
vetkoe vette koe: vɛtǝ [koe] (Meijel) Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.] I-11
vetleren schoen vetleren schoen: vɛtleͅrə šūn (Meijel, ... ), vetleren werkschoen: vɛtleͅrə weͅrəkšūn (Meijel) Een ruwgemaakte, vetleren schoen, zwaar van kaliber en oerdegelijk, bedoeld voor de boeren bij het landwerk (ploegschoen, sokschoen?) Hoe ziet deze er uit? [N 60 (1973)] || Hoe noemt men in het algemeen een vetleren schoen? [N 60 (1973)] III-1-3
vetmesten masten: māstǝ (Meijel), mesten: mēstǝ (Meijel) Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.] I-11
vetvliegen vetvliegen: vɛt˲vlīgǝ (Meijel) Het snel volvliegen door de bijen van korf of kast met honing bij goed honingweer. [N 63, 47c] II-6