e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinger vinger: viŋər (Meijel) vinger [RND] III-1-1
vingerhoed vingerhoed: veŋǝrhut (Meijel) Dopje of hoedje van harde stof, bijv. metaal, dat men bij het naaien over de top van een vinger zet om die te beschermen en aan de naald kracht bij te zetten. De vingerhoed is van boven dicht, dit in tegenstelling tot de naairing. Zie afb. 13. [N 59, 14; N 62, 67a; Gi 1.IV, 61; MW; monogr.] II-7
vingerhoedskruid vingerhoed: eigen spellinsysteem  vingerhoed (Meijel), vingerhoedskruid: WLD alg. benaming  Vingerhoedskruid (Meijel) Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)] III-4-3
vingers (spotnamen) fikken: blief dor mi ouw fikke van  fikke (Meijel) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink boekvink: bukveŋk (Meijel) vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
violier fluitekruid: eigen spellinsysteem (wordt hier aangeduid) fluitekruid ?  fluitekruid (Meijel), eigen spellinsysteem \'(wordt hier aangeduid) fluitekruid ?\'  fluitekruid (Meijel) [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
viool viool: fijool (Meijel), viool (Meijel) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viooltje veredeld viooltje: eigen spellinsysteem zeer lange bloei  veredelde véjulkes (Meijel), viooltje: vĭĕjölkə (Meijel, ... ) [N 92 (1982)]Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende tweejarige planten: viola tricolor (driekleurig viooltje) [N 73 (1975)], [N 73 (1975)] I-7, III-2-1
visaas sprok: sprok (Meijel), ??  sprŏk (Meijel) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel garde: géért (Meijel), gɛ̄rt (Meijel), visgarde: vesgɛ̄rt (Meijel) Geerde: vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok aan het uiteinde waarvan een snoer met dobber en haakje. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2