25543 |
bloem mengen |
ondereenroeren:
ondǝręnrȳrǝ (L265p Meijel)
|
De verschillende soorten bloem die de bakker koopt, gaat hij mengen met het doel een zo goed mogelijk product te verkrijgen. Hij meleert de verschillende soorten bloem in bepaalde verhoudingen. Dit kan het beste gebeuren in de z.g.n. meleermachine. Men kan niet zo maar de verschillende bloemsoorten bij elkaar storten. Moet men met de hand mengen, dan is vereist de verschillende soorten eerst door elkaar te mengen. Stort men de bloem in de deegmachine , dan moet men deze enkele minuten laten draaien, waardoor men de soorten voldoende mengt (Schoep blz. 38)
II-1
|
25528 |
bloem van zeer harde, droge tarwekorrels |
patentbloem:
patɛntblum (L265p Meijel)
|
Over het algemeen kan men zeggen dat harde tarwe buitenlandse tarwe is en inlandse tarwe zachte (Schoep blz. 7). [N 29, 15a]
II-1
|
24629 |
bloembol |
bloembol:
eigen spellingsysteem
bloembol (L265p Meijel, ...
L265p Meijel),
oude spellingsysteem
bloembol (L265p Meijel),
bol:
Nijmeegs (WBD)
bol (L265p Meijel),
juin:
eigen spellingsysteem
jun (L265p Meijel),
kliester:
oude spellingsysteem kleine bolletjes die aan de bol onderaards groeien
klisters (L265p Meijel)
|
Het onderaards, met dikke balden bolvormig bekleed stengeldeel, waaruit een bloem kan groeien; een bloembol (klieste, klister, kleister, bol, bloembol, knol, ajuin). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33611 |
bloementuin |
tuin:
toeng (L265p Meijel)
|
[Willems (1885)]
I-7
|
24649 |
bloemknop |
bloemknop:
oude spellingsysteem
bloemknop (L265p Meijel),
knoopje:
eigen spellingsysteem
knupke (L265p Meijel),
knop:
eigen spellingsysteem
knop (L265p Meijel),
Nijmeegs (WBD)
knóp (L265p Meijel)
|
De knop waaruit een bloem groeit (bot, bloembot, bloemknop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloemkol (L265p Meijel, ...
L265p Meijel,
L265p Meijel),
blŏĕmkòḷ (L265p Meijel)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] || Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): bloemkool (brassica eleracea botrytis) (Eigenlijk geen bladgroente) [N 71 (1975)]
I-7, III-2-3
|
25539 |
bloemton |
ton:
tōn (L265p Meijel)
|
De ton waarin de bloem bewaard wordt. [N 29, 17]
II-1
|
25541 |
bloemzak |
zak:
%%meervoud%%
zɛk (L265p Meijel)
|
De zak waarin de bloem bewaard wordt. [N 29, 17]
II-1
|
33493 |
bloesem |
bloem:
(= bloessem).
blŏĕm (L265p Meijel),
bloesem:
blŏĕssəm (L265p Meijel)
|
Welke dialectbenamingen van bloesem, vruchten etc. van bomen en struiken kent u? [N 74 (1975)]
I-7
|
30982 |
blokhak |
blokhak:
blǫkhak (L265p Meijel)
|
Een halve Franse hak, ter hoogte van 3 cm, voor damesschoenen. [N 60, 126c; N 60, 126b; N 60, 126d]
II-10
|