e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk geslachtsdeel hof van eden: hof van Eeden (Meijel), hof van edenspleet: hof van Eedenspleet (Meijel), kut: kut (Meijel), lusthof: lusthof (Meijel), pruim: proem (Meijel), prut: Schertsend.  prēūt (Meijel), spleet: spleet (Meijel) [N 10c (1961)] [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit geitenlammetje: gē̜tjǝlɛ̄mkǝ (Meijel), geitje: gętjǝ (Meijel), germ: gęrǝm (Meijel) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf maalkalf: mǫl[kalf] (Meijel), maalmuk: mǭlmø̜k (Meijel), mukkalf: møk[kalf] (Meijel) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen rind: rentj (Meijel) Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22] I-11
vrouwelijk kuiken hennetje: hęnǝkǝ (Meijel), pul: pø̜l (Meijel) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijk ree reegeit: ri-jəgēͅtj (Meijel), rīēj-geit (Meijel) Ree, wijfjesree [N 94 (1983)] III-4-2
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is eerste maal: ȳrstǝ mǭl (Meijel) [N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen ooi: ōi̯ (Meijel) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zog: zox (Meijel) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif duivin: doevin (Meijel), du’ven (Meijel) Hoe heet de vrouwelijke duif? [N 93 (1983)] III-3-2