19658 |
wasgoed |
klaar gerei:
klōͅr gəreͅj (L265p Meijel),
wasgoed:
wasgoe (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)] || wasgoed [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
25487 |
waslokaal |
douche:
duš (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Eisden])
|
Ruimte waarin de mijnwerker dagelijks na gedane arbeid zich waste of waarin men elkaar de rug waste. Zie ook het lemma Onder De Douche Staan. [N 95, 8; monogr.; N 95, 71]
II-5
|
32545 |
wasmand |
wasmand:
wasmānt (L265p Meijel
[(vierkant)]
)
|
In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.]
II-12
|
28567 |
wasmot |
wasmot:
wasmot (L265p Meijel)
|
Vlinderachtig insect dat zijn eieren legt op wasraten, zodat de made zich kan voeden met was en broed. Voor het bijenvolk is de wasmot de belangrijkste vijand. Er zijn verschillende soorten wasmotten, maar in Nederland komen vooral voor de kleine wasmot, Achroia grisella, en de grote, Galleria mellonella (De Roever, pag. 412). Het wasmotvrouwtje legt eitjes in raat en bijenwoning. De hieruit gekomen larven vreten alles op wat zij kunnen vinden. Naast de wasmot zijn voor de bij schadelijke insecten de bijenwolf of graafwesp, de spin, wesp, bijenluis, doodskopvlinder en mier. Tegenwoordig is de varoa-mijt zeer gevreesd. Voor de bij schadelijke vogels zijn vooral koolmees, specht en zwaluw. Van de overige dieren kunnen spitsmuis, kat, pad, slak, egel en hen schadelijk zijn. In N 63, 70 werd gevraagd naar een bestrijdingsmiddel tegen wasmot. Volgens de informanten zijn beproefde remedies: de kast of korf afzwavelen, motteballen erin hangen, werken met paradichloorbenzine en ijsazijn of inwrijven met notebladeren. Ieder schadelijk aspect moet echter op eigen wijze bestreden worden. [N 63, 69a; N 63, 69b; N 63, 69c; N 63, 70; Ge 37, 200]
II-6
|
27125 |
wasserij |
wasserij:
wasǝrę̄j (L265p Meijel
[(Emma / Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Plaats waar de kolen gewassen worden. Het wasproces heeft tot doel de stenen van de kolen te scheiden. [N 95, 13; Vwo 472; Vwo 851; Vwo 852; monogr.]
II-5
|
23443 |
wastafeltje in de sacristie |
wastafeltje:
wastøͅfəlkə (L265p Meijel)
|
Het wastafeltje of fonteintje in de sacristie, lavabo. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
teil:
teil (L265p Meijel)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
29699 |
waterbak |
waterbak:
watǝrbak (L265p Meijel)
|
De bak of kuip waarin de schoenmaker de pek bewaart en het leer weekt. [N 60, 194a]
II-10
|
30617 |
waterbeits |
waterbeits:
watǝrbęjts (L265p Meijel)
|
Waterige kleurstof voor hout die gedeeltelijk in de houtvezels trekt. [N 67, 25a; monogr.]
II-9
|
34173 |
waterblaas |
waterblaas:
watǝrblǭs (L265p Meijel)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|