22097 |
weduwschapsspel met doffer |
weduwnaarsspel:
wēdywnārsspɛl (L265p Meijel)
|
Hoe heet dit spel als de duivin thuis blijft? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21974 |
weduwschapsspel met duivin |
weduwenspel:
wēdywəspɛl (L265p Meijel)
|
Hoe heet dit spel als de doffer thuis blijft? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
weefkamer (L265p Meijel)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
stof (L265p Meijel)
|
Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)]
III-1-3
|
25579 |
weegtoestel |
weegschaal met plankje:
weegschaal met plankje (L265p Meijel)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
week in de bek:
wīǝk en dǝ bɛk (L265p Meijel)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
25678 |
weekbak |
bak:
bak (L265p Meijel),
groeve:
grōf (L265p Meijel)
|
Betonnen bak waarin de wissen geweekt worden. In Sint-Truiden (P 176) werden de wissen in een beek gezet om te weken, of drie maal per dag met water begoten. [N 40, 18; monogr.]
II-12
|
23511 |
weekdienst |
weekdienst:
waekdienst (L265p Meijel),
wēͅkdinst (L265p Meijel)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24896 |
weer naar het jaargetijde |
groene kerstmis:
grune kersmer (L265p Meijel),
jantjelenterszomer:
#NAME?
Jantje Lenterszommer (L265p Meijel),
kroenekranenzomer:
kroenekraanezommer (L265p Meijel),
kroenekranezommer (L265p Meijel),
kroenekranezŏmmer (L265p Meijel),
kroennekraanezómmer (L265p Meijel),
nazomer:
noazommer (L265p Meijel),
witte pasen:
witte posse (L265p Meijel)
|
weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || zomerse dagen in de herfst
III-4-4
|
19346 |
weerbarstig |
dwars:
dwars (L265p Meijel),
koppig:
kuppig (L265p Meijel),
wars:
wérs (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
wars; zich niet schikken, weerbarstig || zich niet schikken, weerbarstig [dwars, nippig, contrare] [N 85 (1981)]
III-1-4
|