19435 |
wit zand, stooizand |
wit zand:
wit zand (L265p Meijel),
zand:
zant (L265p Meijel),
zilverzand:
zilvərzant (L265p Meijel)
|
De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30657 |
witkwast |
blokkwast:
blǫkkwast (L265p Meijel),
blokwitter:
blǫkwetǝr (L265p Meijel)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
33600 |
witlof |
witlof:
witlòf (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u: Brussels witlof (cichorium intybus - fam. compositae) [N 71 (1975)]
I-7
|
24521 |
witte abeel |
boom:
eigen spellingsysteem
bom (L265p Meijel),
canadas:
Nijmeegs (WBD)
kannədas (L265p Meijel),
oude spellingsysteem witte / donker
Canada’s (L265p Meijel),
witte canadese boom:
eigen spellingsysteem
witte canadese bom (L265p Meijel)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
wetə dondərdex (L265p Meijel),
witte donderdig (L265p Meijel)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluiterd:
Syst. WBD
fluitert (L265p Meijel),
fluiterskaas:
flèùtjərskîes (L265p Meijel),
jan in de zak:
jan in de zak (L265p Meijel)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
froezelmuts:
froehzelmuts (L265p Meijel),
muts:
muts (L265p Meijel),
poffer:
póffer (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
1) kroon of krans van kunstbloemetjes, kralen, geplooide tule enz. die op de witte kanten muts wordt bevestigd || 2) grote witte muts waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen || muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
kornetje (<fr.):
kernetje (L265p Meijel),
kernètje (L265p Meijel),
ondermuts:
ondermuts (L265p Meijel)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] || witte kanten muts zonder kroon, als door-de-weekse hoofdtooi; door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen.
III-1-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
witte klaver:
wetǝ [klaver] (L265p Meijel)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappe:
witmoes
kappe (L265p Meijel),
kappes:
kappes (L265p Meijel),
kàppəs (L265p Meijel),
wit moes:
wit moes (L265p Meijel),
witte kool:
witte kol (L265p Meijel),
zuurmoes:
zoehrmoes (L265p Meijel)
|
Hoe noemt u de volgende soorten kool (brassica oleracea L. - fam. cruciferae): witte kool [N 71 (1975)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|