24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwikstart (L265p Meijel),
witte kwikstaart:
wetə kwekstart (L265p Meijel)
|
kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || witte kwikstaart
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornetje (<fr.):
kernetje (L265p Meijel, ...
L265p Meijel)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18656 |
witte muts met linten |
kanten mutsje:
kantemutske (L265p Meijel),
kornetje (<fr.):
kernetje (L265p Meijel)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
poffer:
poffer (L265p Meijel),
toer:
toehr (L265p Meijel),
toer (L265p Meijel),
Zie afb. 48 (p.72).
toe:r (L265p Meijel)
|
2) grote witte muts waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linnen wordt gedragen || muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24642 |
witte narcis |
pinksterbloem:
eigen spellinsysteem
pinksterbloem (L265p Meijel)
|
Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
26906 |
witte turf |
witte:
wetǝ (L265p Meijel)
|
Turfsoort van mindere kwaliteit. Deze soort zit onder de zwarte turf. [I, 2b]
II-4
|
33913 |
witte vlekken |
hachteplek:
haxtǝplɛk (L265p Meijel
[(plek van de trektouwen of kettingen van de borstriem)]
)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
34195 |
witte vloed |
knoeien:
(de koe) knǫi̯t (L265p Meijel),
witte vloed:
witte vloed (L265p Meijel)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|
32489 |
witte wissen drogen |
laten drogen:
lǭtǝ dryǝgǝ (L265p Meijel)
|
De geschilde wissen in de buitenlucht drogen. [N 40, 31]
II-12
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
amerikaanse bloem:
amerikaanse bloem (L265p Meijel),
buitenlands meel:
bøtjǝlans mē̜l (L265p Meijel)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|