e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeekool moes: oude spellingsysteem altijd (moes) / blauw en groen soorten huijer wil zeggen n verhoging (losse opmerking)  moes (Meijel) De overblijvende plan met dikke knoestige wortelstok en talrijke uitlopers waaruit hier en daar stengels opstijgen; de bladen geven een zeer vroege, smakelijke groente waarmee men ze in het voorjaar tegen de invloed van het licht beschermt; zeekool (oudew [N 82 (1981)] I-7
zeelt louw: oude spelling  louw (Meijel), WBD  louw (Meijel), zeelt: cassettebandje  zeelt (Meijel), oude spelling  zeelt (Meijel) Hoe noemt u de zeelt: het lichaam is gedrongen, een beetje zijdelings samengedrukt. De huid is dik en slijmerig met kleine verborgen schubben, de bek is klein met vlezige lippen en heeft voeldraad in iedere mondhoek. De rugvin is hoog en evenals andere vi [N 83 (1981)] III-4-2
zeemlap zeemslap: zemslap (Meijel) Ramen schoonmaken met behulp van spons en zeem (zemen, lappen, kuisen) [N 79 (1979)] III-2-1
zeep zeep: ze du ten opwas nog aaltidj mi gruun ziep (Meijel) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeer blij ingenomen: ingenomen (Meijel) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
zeer grote aardappelen bommen: bǫmǝ (Meijel), bonken: bø̄ŋk (Meijel), bǫŋkǝ (Meijel) Voor de fonetische documentatie van het woord aardappelen, zie het lemma Aardappel. [N 12, 4; JG 1a; monogr.] I-5
zeer kleine aardappelen kleine aardappeltjes: klęi̯n ɛrpǝlkǝs (Meijel), krielaardappelen: krilɛrpǝl (Meijel), krieltjes: krilkǝs (Meijel) Naast de neutrale termen voor kleine aardappeltjes onderscheidt men de kwalitatief zeer goede kleine aardappelen die voor het poten worden gebruikt (vergelijk het lemma Pootgoed, Pootaardappelen) én de kwalitatief slechte, die als veevoeder worden verwerkt. Huiven is de plaatselijke benaming voor "knikkers". De vorm "burel" is te beschouwen als een variant van "budel" waaruit "boel" is ontstaan; zie onder "kleine boel". "Mussekoppen", een leenvertaling van "tête de moineau", betekent eigenlijk een kleine soort kolen, die als brandstof in huis wordt gebruikt. In L 292a werd de zegswijze opgegeven: "Hiej is ein österke verloren," of: "Hiej is ein österke kapot gegange". Het type "österke" staat hier voor "pater-nosterke", de rozenkrans; vergelijk ook de typen "osterkraaltjes" en "rozenkranskrallen". [N 12, 2 en 3; JG 1a; L 43, 8c; monogr.] I-5
zeer warm weer branderig: ut īs brènderig (Meijel), heet (weer): hîet (Meijel), hits: héts (Meijel), licht (weer): leecht (Meijel, ... ) licht, in de betekenis van zeer warm; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegel zegel: zēgǝl (Meijel) Wasdeksel bij broed en honing. [N 63, 23b] II-6
zegelwas zegelwas: zēgǝlwas (Meijel) Was die afkomstig is van de celdeksels of zegels. De kwaliteit hiervan is zeer goed en de kleur blank. De informanten van L 333 en Q 253 merken op dat de zegels niet apart verwerkt worden tot was maar tezamen met andere wasingrediënten. De informant van Q 177 vermeldt dat men als kind de zegelwas mocht uitzuigen maar dat men de bolletjes was, die in de mond achterbleven, eruit moest halen en apart moest leggen. Zegelwas als medicinale toepassing verzacht zware hoestaanvallen bij kinkhoest. [N 63, 132b; N 63, 132a; Ge 37, 172; monogr.] II-6