e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuur oprispen het zuur hebben: ⁄t zoer hebben (Meijel) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuurbes berberis: Nijmeegs (WBD)  berbərus (Meijel), oude spellingsysteem  berberis (Meijel), zuurbes: eigen spellingsysteem  zoere bes (Meijel), zuurbes (Meijel) Zuurbes: gedoornde struik, 1-2 m hoog; geelgrauwe takken, heeft gele kogelvormige bloemen in tot 4 cm lange trossen; scharlakenrode bessen, langwerpig en 8-13 mm lang die ook s winters nog aan de struik staan (berberissen, barbarinneke, versilts, kweedoo [N 82 (1981)] III-4-3
zuurdeeg hevel: hēvǝl (Meijel), zuur: zūr (Meijel), zuurdeeg: zurdęx (Meijel), zuurdesem: zurdesǝm (Meijel) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken zuur maken: zūr mākǝ (Meijel) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem hevel: Syst. WBD  heevel (Meijel), zuur: Syst. WBD  zōēr (Meijel), zuurdeeg: Syst. WBD  zoerdeg (Meijel) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkool zuurmoes: Syst. WBD  zoermoes (Meijel, ... ) Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkoolstamppot zuurmoes: Syst. WBD  zoermoes (Meijel, ... ) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zwaaien weisteren: wuistərə (Meijel), zwaaien: zwei-jen (Meijel), zwèèjə (Meijel), zwééje (Meijel) Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zwaaien met het wierookvat bewieroken: bewierke (Meijel), met het wierooksvat zwaaien: me ət wirəksvat zwɛ̄jə (Meijel) (met) het wierookvat zwaaien. [N 96B (1989)] III-3-3
zwaaier zwaaier: zwɛ̄i̯ǝr (Meijel) Door een gedeeltelijke verlamming van de achterhand maken de dieren een zwaaiende beweging bij het lopen. Het woordype zwaaier duidt op een schaap dat deze ziekte heeft. [N 77, 65] I-12