e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwermtraag zwermtraag: zwɛ̄rǝmtrǭx (Meijel) Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c] II-6
zweten zweten: zweëte (Meijel) zweten [N 10a (1961)] III-1-2
zweven zweven: zweven (Meijel), zwēvə (Meijel) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: zweven, planeren? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men: het neerstrijken van de duif? [N 93 (1983)] III-3-2
zwezerik zwezerik: Syst. WBD  zweezerik (Meijel) Zwezerik (sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
zwichtstelling stelling: stęleŋ (Meijel) De omloop of galerij om de Hollandse molen vanwaar men de zeilen kan zwichten en eventueel ook de vang kan bedienen. Zie ook afb. 24. [N O, 57a; Sche 23] II-3
zwiepingen stellatten: stɛllatǝ (Meijel) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen schravelen: šrāvǝlǝ (Meijel) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwikker zwikker: zwekǝr (Meijel) De man die de schacht over de leest haalt en met een zwiktang het leer overal aanhaalt en met tacks vastslaat. [N 60, 160] II-10
zwiktang zwiktang: zwektāŋ (Meijel) De tang waarmee men in het hol overhaalt. "In plaats van de rektang wordt veelal gebruikt de voor het opzwikken van doorgenaaid werk noodige zwiktang, die het voordeel heeft, dat hij ook als hamer te gebruiken en ongeveer even duur is." (Directie, pag. 304). Volgens de informant van Q 18 gebruikt hij de zwiktang uitsluitend om de neus en de hiel bij te zwikken. Men kan hiermee kleine stukjes van het leer bijtrekken, zodat er geen plooien ontstaan. Zie afb. 38. [N 60, 83c] II-10
zwoegen ploeteren: ploetere (Meijel), poerten: poerten (Meijel), wroeten: vrūūtə (Meijel), zich weren: weren (Meijel), zig were (Meijel), zwoegen: zwoege (Meijel) hard werken [zwoegen, wroeten, adammen, muiken, ploeteren, trimmen, porren] [N 85 (1981)] || zich bijzonder inspannen, erg veel moeite doen [zich weren, zich uitsloven, weerbieden] [N 85 (1981)] III-1-4