e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boot(je) boot(je): bôet (Meijel), roeiboot(je): roejboetjd (Meijel) een klein open vaartuig met riemen of zeil voortbewogen [boot, schuit] [N 90 (1982)] III-3-1
bord telder: telder (Meijel) bord [Roukens 03 (1937)] III-2-1
bordenrek, schotelrek telderrekje: telderrekske (Meijel) rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)] III-2-1
borduren borduren: bordure (Meijel), bərdūūrə (Meijel) Manier van handwerken waarbij met de naald figuren of bloemen in of op een stof worden vervaardigd (borduren, festonneren) [N 79 (1979)] III-1-3
borduurnaald borduurnaald: bǫrdȳrnǫlt (Meijel) Een grote naald met zeer groot oog om mee te borduren. Men kent fijne en dikke borduurnaalden. Fijne borduurnaalden zijn middellange naalden met een scherpe punt die worden gebruikt voor het werken met borduurzijde. Dikke borduurnaalden zijn zwaarder en worden gebruikt voor het borduren van wol (Het Beste Naaiboek, pag. 11). [N 62, 49c] II-7
bordveren veren: vęrǝ (Meijel) De houten veren waarmee de eindborden en volgens de invullers uit l 288 en l 320a ook de windborden worden vastgezet. De springveren en de veren zaten in l 288, l 320a, l 353 en l 381b aan de achterzijde van de borden. [N O, 4c; N O, 4d; A 42A, 68] II-3
borgen borgen: börrəgə (Meijel), chance geven: (borgen = voor iemand anders zijn betaling in staan).  sjons géve (Meijel) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel borrel: borrel (Meijel), bòrrəl (Meijel), borrel  bórrəl (Meijel), drupje: drupke (Meijel), drupkə (Meijel), spatje: spatje (Meijel) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: boorelt (Meijel), borrelen (van ní spreung) (Meijel), bórrələ (Meijel, ... ), bortelen: bórtele (Meijel), bórtələ (Meijel) bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borrelglaasje borrel: borrel (Meijel) jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)] III-2-1