e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardbeienvlaai aardbeienvlaai: Syst. WBD  erbeie[flaai} (Meijel), aardberenvlaai: Syst. WBD  erbeezjeflaaj (Meijel), erbēren[flaai} (Meijel) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarde, grond aarde: éért (Meijel), goede grond: goejə grónt (Meijel), teelaarde: teeltaarde (Meijel) aarde, grond || donkerbruin vruchtbaar zand met water [get] [N 81 (1980)] III-4-4
aarden aarden: aarden (Meijel), aare (Meijel), aarə (Meijel), goed geaard zijn: goe geaard zijn (Meijel) aarden || zich op een andere plaats waar men zich gevestigd heeft, thuis gaan voelen [aarden, de aard krijgen] [N 85 (1981)] III-1-4
aarden pot uiles: ūlǝs (Meijel) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: èrdewāērk (Meijel), breekwaar: brèkwaar (Meijel) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aardrups, larve van de nachtvlinder rups: roeps (Meijel) grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)] III-4-2
aars aarsgat: aarsgaat ? (Meijel), kont: kont (Meijel) aars, darmuitgang [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
aarsspleet reet: rēēt (Meijel), spoor: spoor (Meijel), voor: voor (Meijel) aarsspleet tussen de billen [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
aartsbisschop aartsbisschop: aarbissjop (Meijel), ārtsbesjop (Meijel) Een aartsbisschop [ärtsbiskop]. [N 96D (1989)] III-3-3
aartsengel aardengel: èrdengel (Meijel), aartsengel: ārtseͅŋəl (Meijel) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3