e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenste balken van de schelf staken: stē̜ ̞k (Meijel) De bovenste balken van een schelf zijn ruwe, onbewerkte balkjes of stammetjes die dwars op de onderste balken van de schelf rusten en los naast elkaar worden gelegd. Vaak zijn het ook takken of latten. In elk geval is dit hout dunner dan dat van de onderste balken. Vaak wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de onderste en de bovenste laag en stemmen de benamingen overeen. Ook komt het voor dat de bovenste laag niet of slechts uit roeden bestaat. Zie ook het lemma "onderste balken van de schelf" (3.4.2). Zie ook afbeelding 16.b bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schelf" (3.4.1). [N 4, 69; N 4A, 13b] I-6
bovenste handvat (bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk: krøk (Meijel), (bovenste, lange, grote) knab: knap (Meijel) Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
bovenste handvat van de heizicht knab: knap (Meijel) Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77 c; I, 26d] II-4
bovenstuk van een jurk lijfje: lie:fke (Meijel), liefke (Meijel, ... ) 1) lijfje, bovenstuk van een jurk || lijfje, bovenstuk van jurk [baskien] [N 24 (1964)] III-1-3
bovenstuk van een rijtuig imperiaal (<fr.): Van Dale: imperiaal (&lt;Fr.), II. zn., 1. zitgelegenheid boven op een auto- of omnibus, diligence enz.; - bak met lage rand, of een nekele rand of rekwerk op de kap van rijtuigen en motorvoertuigen, om daar koffers enz. te kunnen bergen.  imperial (Meijel) het bovenstuk van een rijtuig [imperiaal] [N 90 (1982)] III-3-1
boventuig schacht: šaxt (Meijel) Het bovenste gedeelte van de schoen, het overleer. [N 60, 14; N 60, 15a; N 60, 6b] II-10
boventuig [wld ii.10, p. 23] schacht: In elkaar gezette bovenwerk.  šaxt (Meijel) Het bovenste gedeelte van de schoen (boventuig, bovenwerk, bovenstuk?) [N 60 (1973)] III-1-3
bovenveen bovenpeel: bōvǝpiǝl (Meijel) Het bovenste deel van het veen, de bovengrond, wordt verpacht. [II, 121a] II-4
bovenwijdte bovenwijdte: bōvǝwetjǝ (Meijel) De omtrek boven van mannen en vrouwen. Bij mannen wordt de bovenwijdte gemeten horizontaal onder de armen, terwijl men bij vrouwen de omtrek van achter meet, horizontaal onder de armen en boven of over de buste. Zie afb. 26. [N 59, 44b] II-7
box box: bóks (Meijel), nellie lupt al in de böks  böks (Meijel), looprek: loejprék (Meijel), lôepreͅk (Meijel) box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)] || toestel waarin men kinderen leert lopen [lei, stuik, looprek, loopwagen, loopkorf, loopmand] [N 86 (1981)] III-2-2