e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Meijel

Overzicht

Gevonden: 8212
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bramenvlaai brameltenvlaai: Syst. WBD  brŏmelte[flaai} (Meijel) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brand brand: brant (Meijel) Harde rondjes die aan het uiteinde van stukken zoolleer voorkomen, als gevolg van een rotte plek in de huid, meestal ontstaan bij het drogen ter conservering. [N 60, 8] II-10
branden schroeien: šrøjǝ (Meijel) Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32] II-1
brandewijn brandewijn: brandewinj  brandəwinj (Meijel), jenever: zjənéevər (Meijel), sterke drank  snèver (Meijel) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandkast in de sacristie kluis: kl"sj (Meijel), kloes (Meijel) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandlamp brandlamp: brantlamp (Meijel) Toestel om verf af te branden. Men onderscheidt spiritus- en benzinelampen al naar gelang de brandstof. Zie ook afb. 100. [N 67, 61b; monogr.] II-9
brandmuur tussen woonhuis en stal brandgevel: brant˲gē̜ ̞vǝl (Meijel), brandmuur: brantmȳr (Meijel) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6
brandnetel dampnetel: WLD Additie: kleine brandnetel (Urtica uhrens)  danetələ (Meijel, ... ) brandnetel [N 92 (1982)] || kleine brandnetel (Urtica uhrens) [N 92 (1982)] III-4-3
brandslang slang: slang (Meijel) de buis van soepele stof waardoor het water van een brandspuit geleid wordt [ader, darm] [N 90 (1982)] III-3-1
brasem brasem: cassettebandje  breesem (Meijel), brassem: cassettebandje  bressem (Meijel), oude spelling  de bressum (Meijel), WBD  bréssəm (Meijel) Hoe noemt u de brasem: een zoet- en brak watervis die voorkomt in stilstaande tot traagstromende wateren. Het lichaam is hoog en zijdelings afgeplat. De buikvinnen staan achter de borstvinnen voor de rugvin. De anaalvin is sterk ingesneden. De bovenste he [N 83 (1981)] III-4-2